In deze zaak heeft eiseres, een Iraanse vrouw, op 20 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de minister op 22 april 2024 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit. Vervolgens heeft zij op 12 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en de wettelijke beslistermijn is verstreken op 20 april 2024. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op aan de minister, die binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag van eiseres moet bekendmaken. De minister moet een dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.