ECLI:NL:RBDHA:2024:12753
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister heeft deze niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft.
De rechtbank overweegt dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname gedaan aan Duitsland, dat op 11 maart 2024 is aanvaard. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en dat zijn zienswijze onvoldoende is behandeld. De rechtbank oordeelt echter dat de minister in het voornemen voldoende duidelijk heeft uiteengezet waarom Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
Eiser stelt dat hij niet kan worden overgedragen aan Duitsland vanwege persoonlijke problemen en bedreigingen die hij daar heeft ervaren. De rechtbank concludeert dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een overdracht aan Duitsland zouden uitsluiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Duitsland en geen proceskostenvergoeding ontvangt.