ECLI:NL:RBDHA:2024:12715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.27552 en NL24.27553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublin-regelgeving met betrekking tot Polen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft zijn aanvraag ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen met het argument dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden en oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat er in Polen systeem gerelateerde tekortkomingen zijn in de asielprocedure en dat overdracht aan Polen in strijd zou zijn met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Hij verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die de slechte omstandigheden in de Poolse detentiecentra en de risico's van pushbacks onderstrepen.

De rechtbank concludeert echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Polen zijn internationale verplichtingen jegens asielzoekers niet nakomt. De rechtbank stelt vast dat, hoewel er problemen zijn met pushbacks, er geen bewijs is dat deze ook van toepassing zijn op Dublinclaimanten. De rechtbank bevestigt dat verweerder zich terecht heeft beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de toezeggingen van de Poolse autoriteiten. De beroepsgronden van eiser slagen niet, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.27552 en NL24.27553
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. N.D. Schraa),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 juli 2024 niet in behandeling genomen omdat Polen ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dit uit.
Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1986. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser verzoekt hetgeen in de zienswijze is genoemd als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser stelt voorts dat in Polen sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen. Overdracht aan Polen zou in strijd zijn met artikel 4 van het Handvest [2] en artikel 3 van het EVRM [3] . Dit volgt uit de uitspraak van 5 september 2022 [4] en de uitspraak van 7 oktober 2022 [5] . Er is sprake van slechte omstandigheden in bewaakte centra en er bestaat een risico van bijna automatische detentie van Dublinterugkeerders. Uit de uitspraak van 27 maart 2024 [6] volgt dat verweerder uit eigen beweging moet onderzoeken of er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een schending. Daarnaast is verweerder op grond van artikel 3, tweede lid Dublinverordening verantwoordelijk voor de asielaanvraag van eiser. Er bestaat een risico op pushbacks. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het AIDA rapport van 19 mei 2023 en het jaarrapport van Amnesty International van 27 maart 2023 . Ook bestaat er onzekerheid of Dublinterugkeerders wel het recht hebben om de procedure voor internationale bescherming in Polen te heropenen. In dat geval zal de aanvraag als een opvolgende aanvraag worden beschouwd. Opvolgende aanvragen moeten nieuwe gronden omvatten, anders worden ze niet-ontvankelijk verklaard. Sommige Dublinterugkeerders kregen in het verleden door de Poolse autoriteiten definitieve en uitvoerbare uitzettingsbesluiten uitgevaardigd voordat ze opnieuw asiel aan konden vragen en voordat er opnieuw beoordeeld kon worden. Voorts zijn detentiecentra overvol. Vreemdelingen zijn zich vanwege ontoereikende assistentie niet bewust van hun rechten (denk aan rechtsbijstand) en plichten (waar niet aan wordt voldaan), leven in slechte omstandigheden, krijgen te maken met fysiek geweld en worden wreed, onmenselijk en vernederend behandeld. Het voorgaande wordt bevestigd door het recente jaarrapport van Amnesty International van 27 maart 2023. Kans op een succesvol beroep is voor asielzoekers erg klein. Ook wordt de NCJ [7] in Polen als onvoldoende afhankelijk beschouwd en is er een gebrek aan efficiënte rechtsmiddelen. Er kan niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uit worden gegaan.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiser van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen.
6. De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van mag uitgaan dat lidstaten van de Europese Unie hun verdragsverplichtingen tegenover asielzoekers zullen nakomen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan een van deze lidstaten, in dit geval Polen, een reëel risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. Op basis van de door eiser ingebrachte stukken en informatie kan niet worden geconcludeerd dat Polen zich niet aan zijn internationale verplichtingen jegens asielzoekers houdt of dat sprake is van structurele tekortkomingen in het asielsysteem die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt. Het door eiser aangehaalde AIDA rapport en het rapport van Amnesty International bieden onvoldoende aanknopingspunten om tot het oordeel te komen dat niet uitgegaan kan worden van de toezegging van de Poolse autoriteiten om eiser na terugname toe te laten tot de asielprocedure en de opvang, nu uit deze rapporten geen wezenlijk ander beeld van de asielsituatie in Polen volgt dan voorheen. Hoewel niet in geschil is dat er in Polen pushbacks plaatsvinden en dat dit een fundamentele systeemfout in de asielprocedure is, volgt uit de door eiser overgelegde informatie niet dat deze pushbacks ook plaatsvinden tegen Dublinclaimanten. Eiser heeft, anders dan de vreemdelingen die aan de buitengrenzen van Polen met pushbacks te maken krijgen, door het expliciete claimakkoord namelijk toestemming van de Poolse autoriteiten gekregen om het grondgebied te betreden. Ook is niet gebleken dat vreemdelingen geen toegang hebben tot de rechter en dat het voor Poolse rechters onmogelijk of uiterst moeilijk is om in vreemdelingenrechtelijke zaken onafhankelijk en/of onpartijdig recht te spreken. [8]
6.2.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat polen de internationale verplichtingen nakomt. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de uitspraak van Den Bosch van 27 maart 2024 te volgen en een nadere onderzoeksplicht voor verweerder aan te nemen. De verwijzing naar uitspraken van Duitse rechters maken het voorgaande oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank is niet gehouden aan uitspraken van de Duitse rechters.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
8. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit [9] , wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak op het beroep, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Handvest van de grondenrechten van de Europese Unie.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
4.Uitspraak van de administratieve rechtbank van Minden (Duitsland), 12 L 599/22.A.
5.Uitspraak van de administratieve rechtbank van Hanover, Input by civil society organisations to the EU Agency for Asylum Report 2023, 6.
7.De Nationale Raad voor de Rechterlijke Macht.
8.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 20 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14685, r.o. 6.
9.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.