In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 augustus 2024, is de zaak aan de orde waarin eiser, een Afghaanse nationaliteit, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend op 14 december 2022. Eiser heeft de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn op 14 maart 2024 is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank bepaalt dat de minister uiterlijk op 9 november 2024 een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank overweegt dat de termijn van 16 weken, zoals voorgesteld door het 8+8-wekenmodel, in dit geval niet passend is, omdat dit zou leiden tot een overschrijding van de uiterlijke beslistermijn van 21 maanden.
De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen 6 weken na verzending.