ECLI:NL:RBDHA:2024:12644
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging aanslag inkomstenbelasting en behandeling van gefixeerde schadevergoeding als negatief loon
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de oplegging van een aanslag inkomstenbelasting aan eiser, die in 2018 een schadevergoeding aan zijn voormalige werkgever, Stichting [stichting], heeft betaald. De aanslag is opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, die het betaalde bedrag van € 15.091 als negatief loon heeft aangemerkt. Eiser heeft tegen deze aanslag beroep ingesteld, nadat zijn bezwaar door de inspecteur was afgewezen. Tijdens de zitting op 13 juni 2024 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij betoogde dat het bedrag van de schadevergoeding gebruteerd moest worden, wat zou leiden tot een hoger negatief loon en een teruggave van loonheffing.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de gefixeerde schadevergoeding die eiser aan de stichting heeft betaald, niet gebruteerd hoeft te worden. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, waarin is geoordeeld dat dergelijke schadevergoedingen als negatief loon worden aangemerkt op het moment van betaling. Eiser heeft in zijn aangifte een bedrag van € 31.442 als negatief loon opgevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat de aanslag niet te hoog is vastgesteld en dat de inspecteur de juiste bedragen heeft gehanteerd.
De rechtbank concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn voor het standpunt van eiser dat hij een groter bedrag als negatief loon in aftrek kan brengen dan hij daadwerkelijk heeft betaald. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.