ECLI:NL:RBDHA:2024:12631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
10959625 \ RL EXPL 24-4499
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot ontbinding van de overeenkomst en veroordeling tot betaling van immateriële schadevergoeding wegens onzorgvuldig plaatsen van een tatoeage

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vorderde eiser ontbinding van de overeenkomst met gedaagde en vergoeding van immateriële schade wegens onzorgvuldig plaatsen van een tatoeage. De overeenkomst was op 13 oktober 2023 gesloten, waarbij eiser € 1.200,00 betaalde voor het zetten van een tatoeage door een medewerkster van gedaagde. Eiser was ontevreden over het resultaat en vorderde herstelkosten en schadevergoeding. Gedaagde betwistte de tekortkoming en stelde dat de tatoeage aan de regels der kunst voldeed. De kantonrechter oordeelde dat er geen resultaatsverbintenis was, maar een inspanningsverbintenis. De tatoeage voldeed aan de normen, maar de weigering van gedaagde om aanpassingen te verrichten werd als tekortkoming gezien. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van € 600,00 voor herstelkosten, maar de vordering tot immateriële schadevergoeding werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Gravenhage
JB/bc
Zaaknummer: 10959625 \ RL EXPL 24-4499
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. H. Yuce,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. THE [handelsnaam],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.W.R. Hoogstraten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 21 februari 2024;
- de conclusie van antwoord van 1 mei 2024.
1.2.
Op 8 juli 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij [eiser] in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. H. Yuce. Daarnaast is [gedaagde] in persoon verschenen samen met [naam 1] , bijgestaan door mr. M.W.R. Hoogstraten. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de datum van de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen is op 13 oktober 2023 een overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot het zetten van een tatoeage op de linkerarm van [eiser] . Tussen partijen is overeengekomen dat een medewerkster van [gedaagde] , [naam 2] , het door haar gemaakte ontwerp zou tatoeëren in één of twee afspraken.
2.2.
De tatoeage is op 13 oktober 2023 door de tattoo-artieste aangebracht en [eiser] heeft hiervoor een bedrag van € 1.200,00 betaald. Diezelfde avond heeft [eiser] aan [naam 2] het volgende bericht toegezonden:
‘Donttt forget to send me the pics I wanna show off haha’
2.3.
Op 15 oktober 2023 heeft [eiser] een bezoek gebracht aan [gedaagde] . Nadien heeft [eiser] aan [gedaagde] een e-mail toegezonden waar onder andere in is opgenomen:
‘Eerder vandaag ben ik bij jou in de shop geweest betreffende een tatoeage waar ik niet helemaal tevreden mee ben. Jij vroeg mij de foto’s per e-mail te sturen zodat jij het kon bespreken met [naam 2] . Bij deze als bijlage.
Vanuit mijn kant de opmerking dat dit geen klacht is. Ik kwam naar de shop omdat ik toevallig in de buurt was en om te verzoeken om een nieuwe afspraak zo snel als mogelijk omdat ik de tatoeage niet af vind. Vooral de onderkant ziet eruit alsof het niet af is.
Misschien kan je zeggen dat ik langs kwam om een afspraak te maken om mijn tatoeage te laten afmaken?
Ik zou wel vooraf willen weten of hier kosten aan verbonden zitten, daar ik al 1200 euro heb betaald voor een dagsessie.’
2.4.
Op 16 oktober 2024 heeft een medewerker van [gedaagde] deze e-mail beantwoord:
‘Het is sowieso het beste om eerste de tattoo volledig te laten helen, en dan te kijken waar je eventueel nog toevoegingen wilt doen. Nu heb ik met [naam 2] gesproken, en zij heeft aangegeven niet meer verder te gaan werken aan de tattoo. Ik zou je ook willen vragen haar niet meer te benaderen via Instagram, en alle vragen/opmerkingen naar onze email te sturen.
Ik kijk graag met je mee naar een andere artiest die dit voor je kan doen.’
2.5.
[naam 2] heeft het volgende bericht ontvangen van [eiser] :
‘You might not want to hear this but you messed up badly…
And I dont give a flying fuck that your manager told me not to message you anymore on instagram. I’m starting a lawsuit against [handelsnaam] , next time take responsibility for you fuck ups oke?’
2.6.
[eiser] reageerde op 16 oktober op de e-mail van [gedaagde] :
‘Wacht even ze verminkt mijn arm en dan vind ze het gek dat ik haar benader op instagram?
Je snapt als zij het niet meer wil doen ik geen andere artiest bij [handelsnaam] wil, ik laat niet zomaar een willekeurig persoon aan mijn lichaam werken.’
Derhalve zou ik [handelsnaam] willen verzoeken om 350 euro aan mij te retourneren (de 1.5 uur die ik over had van mijn dagsessie) zodat ik ergens anders dit kan laten afmaken.
2.7.
Diezelfde dag reageerde een medewerker van [gedaagde] hierop en schreef onder andere het volgende:
‘Ik begrijp dat mijn mail wellicht niet het antwoord was waar je op hoopte, het woord ‘verminkt’ vind ik alleen zeer onterecht. Vooral aangezien ik er zelf bij was vrijdag, en jouw reactie toen heb gezien.’
2.8.
Op 16 oktober 2023 heeft [eiser] een ingebrekestelling aan [gedaagde] toegezonden.
2.9.
[eiser] heeft de tatoeage op 29 oktober 2023 door [naam 3] , een tattoo-artiest die niet werkzaam is bij [gedaagde] , laten bijwerken.
2.10.
[gedaagde] heeft aan [naam 3] gevraagd wat hij van de tatoeage vond. [naam 3] scheef in zijn e-mail van 27 april 2024 het volgende:
‘Hello [naam 4] , No, the tattoo was overall good, however there were a couple of small lines that needed straightening, and a bit of contrast overwork to have it look finished’

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat – primair ontbinding van de overeenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van immateriële schadevergoeding en subsidiair veroordeling van [gedaagde] tot betaling van herstelkosten en immateriële schadevergoeding.
3.2.
[eiser] heeft aan zijn vordering tot ontbinding ten grondslag gelegd dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst doordat [naam 2] de tatoeage niet conform het stencil heeft getatoeëerd. Zo zou de tatoeage onzorgvuldig, in afwijking van de afspraken en niet volledig zijn gezet. Hierdoor is niet voldaan aan de resultaatsverbintenis die [naam 2] op zich heeft genomen. Bovendien voldoet de tatoeage niet aan de regels der kunst zoals die binnen de groep van redelijk handelende en redelijk bekwame tatoeëerders geldt. [1] Aan zijn vordering tot vergoeding van immateriële schade heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat door de tatoeage zijn lichaam is ontsierd en hij hierdoor lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. Aan zijn vordering tot vergoeding van herstelkosten heeft [eiser] ten grondslag gelegd dat [naam 2] heeft geweigerd de tatoeage te herstellen en [eiser] zich hierdoor tot een andere tattoo-artiest heeft moeten wenden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vorderingen van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] betwist dat van een tekortkoming sprake is. Volgens [gedaagde] is sprake van een resultaatsverbintenis en voldoet de tatoeage aan de regels der kunst zoals die binnen de groep van redelijk handelende en redelijk bekwame tatoeëerders geldt. De tatoeage is met grootst mogelijke precisie gezet, maar tijdens het aanbrengen van de tatoeage op de huid kunnen variaties ontstaan tussen het stencil en de uiteindelijke tatoeage. [naam 2] heeft de tatoeage niet afgemaakt, omdat de verhoudingen tussen haar en [eiser] erg waren verstoord. Doordat de tatoeage niet is afgemaakt door [naam 2] kan een tekortkoming niet meer worden vastgesteld. Tot slot stelt [gedaagde] dat een tweede afspraak, en dus een tweede betaling, voor het afmaken van de tatoeage sowieso nodig was geweest. Hierdoor kunnen de kosten van het herstel door [naam 3] niet als schade worden gezien.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tatoeage voldoet aan regels der kunst
4.1.
Uit de vaststaande feiten volgt dat [naam 2] zich middels een overeenkomst van opdracht heeft verbonden tot het plaatsen van een tatoeage bij [eiser] . Vaststaat dat de gezette tatoeage niet exact gelijk is aan het ontwerp omdat het op kleine onderdelen afwijkt. Volgens [gedaagde] kunnen tijdens het tatoeëren enige afwijkingen kunnen ontstaan nu op een huid wordt getatoeëerd. Partijen zijn het niet eens over de vraag of het plaatsen van een tatoeage een resultaatsverbintenis is. Niet is gebleken dat partijen een resultaatsverbintenis zijn overeengekomen of dat een resultaatsverbintenis in de branche gebruikelijk is. Bovendien heeft [eiser] ter zitting erkend dat van een resultaatsverbintenis geen sprake is. Dat het ontwerp middels een stencil op de arm wordt gezet doet daaraan niet af, nu sprake is van handwerk. Van een resultaatsverbintenis is dan ook geen sprake.
4.2.
Er is dus sprake van een inspanningsverbintenis. Hierbij moet worden beoordeeld of de tatoeage voldoet aan de regels der kunst zoals die binnen de groep van redelijk handelende en redelijk bekwame tatoeëerders geldt. [gedaagde] heeft ter betwisting van de stelling van [eiser] dat de tatoeage niet goed is een verklaring ingebracht van [naam 3] , de tattoo-artiest die de tatoeage van [eiser] heeft bijgewerkt. Uit deze verklaring volgt dat de tatoeage in zijn algemeenheid goed was, maar dat er een paar kleine lijnen waren die rechtgezet moesten worden. Bovendien diende er wat contrast te worden aangebracht zodat de tatoeage er meer ‘af’ uit zou zien. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] had het op de weg van [eiser] gelegen om zijn stelling dat de tatoeage niet aan de norm voldoet nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van een verklaring van een tatoeëerder. [eiser] heeft dat nagelaten en daarmee zijn stelling dat de tatoeage niet voldoet aan hetgeen hij mocht verwachten onvoldoende toereikend onderbouwd. De kantonrechter overweegt dat als achteraf blijkt dat er nog enige aanpassingen aan van de tatoeage nodig zijn, dit niet zonder meer betekent dat de tatoeage niet is gezet volgens de regels der kunst zoals die binnen de groep van redelijk handelende en redelijk bekwame tatoëerders geldt. De vordering tot ontbinding van de overeenkomst zal dus worden afgewezen.
Wel een tekortkoming wegens het weigeren van het aanpassen van de tatoeage
4.3.
Partijen zijn het niet eens over de vraag of [eiser] op basis van de overeenkomst redelijkerwijs mocht verwachten dat er (kleine) aanpassingen aan verricht zouden worden voor dezelfde prijs of dat hij daarvoor zou moeten betalen. De kantonrechter overweegt dat uit de verklaring van [naam 3] volgt dat er nog kleine herstelwerkzaamheden dan wel aanpassingen aan de tatoeage verricht moesten worden. Hij verklaart immers dat er lijnen waren die recht gemaakt moesten worden en dat op sommige plaatsen meer contrast aangebracht moesten worden. Het ging dus niet om het aanbrengen van nieuwe aanvullende lijnen of tekeningen, maar om het aanpassen van bestaande. In het licht van die verklaring is de stelling van [gedaagde] dat er niets meer aan de tatoeage hoefde te gebeuren onvoldoende. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiser] op grond van de overeenkomst redelijkerwijs mocht verwachten dat [gedaagde] de aanpassingen waarvan [naam 3] stelt dat die nodig waren nog voor dezelfde prijs zou uitvoeren.
4.4.
De vraag is vervolgens of [eiser] ook mocht verwachten dat die werkzaamheden door [naam 2] zelf verricht zouden worden. Vaststaat dat [eiser] de overeenkomst met [gedaagde] gesloten heeft wegens de specifieke artistieke kwaliteiten van [naam 2] . Uit artikel 7:404 BW volgt dat indien de opdracht is verleend met het oog op een persoon die met de opdrachtnemer of in zijn dienst een beroep uitoefent, deze persoon gehouden is de werkzaamheden te verrichten die nodig zijn voor de uitvoering van de opdracht. De kantonrechter is van oordeel dat het aanpassen van de tatoeage ook onder deze werkzaamheden valt, waardoor [naam 2] gehouden was deze aanpassingen zelf te verrichten. De werkzaamheden mogen enkel geweigerd worden indien daartoe een redelijke grond bestaat.
4.5.
[gedaagde] stelt dat [naam 2] het aanpassen van de tatoeage mocht weigeren omdat de verhouding met [eiser] inmiddels verstoord was. Het bezoek van [eiser] aan de tattoo-shop was volgens [gedaagde] zeer onprettig door zijn houding en manier van uitlaten. [eiser] betwist dit, en stelt dat hij destijds nog graag verder wilde met [naam 2] hetgeen blijkt uit de e-mail die hij na het bezoek aan [gedaagde] heeft toegezonden. De stelling van [gedaagde] dat [eiser] [naam 2] stelselmatig heeft benaderd via Instagram in niet mis te verstane bewoordingen, wordt door [eiser] ontkend en is door [gedaagde] niet met stukken onderbouwd. Dat sprake was van een redelijke grond was op grond waarvan van [naam 2] niet kon worden verwacht dat ze nog aanpassingen aan de tatoeage zou doen, is dan ook onvoldoende gebleken.
4.6.
Nu [naam 2] de aanpassingen ondanks het verzoek daartoe niet heeft uitgevoerd kon [eiser] de werkzaamheden op kosten van een derde laten uitvoeren. Nu geen verweer is gevoerd tegen de hoogte van de kosten van de aanpassingen door [naam 3] , zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 600,00.
Immateriële schadevergoeding
4.7.
[eiser] vordert vergoeding van immateriële schade bestaande uit letselschade en psychische schade. Uit het oordeel dat de tatoeage volgens de regels der kunst is gezet blijkt dat van letselschade geen sprake is. De gevorderde immateriële schadevergoeding op deze grond is dan ook niet toewijsbaar. De kantonrechter zal in het navolgende enkel ingaan op de vraag of het weigeren van het aanpassen van de tatoeage door [gedaagde] kan leiden tot vergoeding van immateriële schade.
4.8.
[eiser] legt aan zijn vordering tot vergoeding van letselschade mede ten grondslag dat hij ongemak heeft ervaren doordat hij de tatoeage heeft moeten laten herstellen door een ander. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] reeds bij het plaatsen van de tatoeage ongemak moet hebben ervaren. De kantonrechter ziet niet in welk ongemak herstel van een tatoeage, specifiek door een andere tattoo-artiest, met zich meebrengt en welke schade hierdoor ontstaat. Het ongemak door het laten herstellen van de tatoeage door [naam 3] kan dus niet als grondslag dienen als vergoeding voor letselschade.
4.9.
Aan de vordering tot vergoeding van schade door geestelijk letsel legt [eiser] ten grondslag dat hij veel stress heeft ervaren doordat [naam 2] niet inzag welke fouten zij heeft gemaakt en de tatoeage niet wilde herstellen. Degene die zich op het bestaan van geestelijk letsel beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. [2] Ter onderbouwing van de schade heeft [eiser] documentatie van de huisarts overlegd. Deze documentatie bevat aantekeningen van de huisarts die de huisarts tijdens een gesprek met [eiser] heeft gemaakt. Deze aantekeningen van de huisarts zijn niet voldoende om vast te stellen welke psychische schade is ontstaan doordat [naam 2] heeft geweigerd de tatoeage te herstellen. Gelet op het hiervoor overwogene zal de kantonrechter de vordering ten aanzien van de immateriële schade dan ook afwijzen.
4.10.
Nu beide partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een schadevergoeding van € 600,00 aan [eiser] ;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Jongsma en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.

Voetnoten

1.Rb. Limburg 19 juli 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:7113, r.o. 2.1.
2.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793.