ECLI:NL:RBLIM:2017:7113

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
4340044 CV EXPL 15-7252
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in verzetzaak over de kwaliteit van een tatoeage en schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, werd behandeld, ging het om een verzet tegen een eerder verstekvonnis. De opposant, vertegenwoordigd door mr. D.M. Gijzen, had een tatoeage geplaatst op de onderarm van de geopposeerde, die werd vertegenwoordigd door mr. S.K.H.C. Rutten. De kwestie draaide om de vraag of de tatoeage volgens de regels der kunst was gezet. Een deskundigenbericht, ingediend door Bram Willems van Bloodline Tattoo, concludeerde dat de tatoeage niet aan de professionele standaarden voldeed en dat de fouten niet gecorrigeerd konden worden. De kantonrechter nam de bevindingen van de deskundige over en oordeelde dat de opposant toerekenbaar tekort was geschoten in zijn verplichtingen. Hierdoor was de geopposeerde gerechtigd om schadevergoeding te vorderen, die werd vastgesteld op € 2.000,00 voor vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 6 mei 2015. De kantonrechter vernietigde het eerdere verstekvonnis voor wat betreft de ingangsdatum van de rente, maar verklaarde het verzet van de opposant voor het overige ongegrond. Tevens werd de opposant veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die op € 1.844,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 4340044 CV EXPL 15-7252
MD
Vonnis van de kantonrechter van 19 juli 2017
in de zaak van:
[opposant],
voorheen handelend onder de naam
[handelsnaam],
wonend [adres 1] ,
[woonplaats 1] ,
opposant,
gemachtigde mr. D.M. Gijzen,
tegen:
[geopposeerde],
wonend [adres 2] ,
[woonplaats 2] ,
geopposeerde,
gemachtigde mr. S.K.H.C. Rutten.
Partijen zullen hierna [opposant] en [geopposeerde] genoemd worden.

1.De verdere procedure

1.1.
Bij vonnis van 28 december 2016 is een deskundigenbericht bevolen. Op 27 maart 2017 is het (definitieve) deskundigenbericht door deskundige Bram Willems (van Bloodline Tattoo te Roosendaal) ter griffie ingediend. Vervolgens hebben beide partijen een conclusie na deskundigenbericht genomen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De conclusie van de deskundige is helder: de door [opposant] geplaatste tatoeage in de vorm van een notenbalk op de onderarm van [geopposeerde] is niet gezet volgens de regels der kunst zoals die binnen de groep van redelijk handelende en redelijk bekwame tatoeëerders geldt. In het deskundigenbericht heeft de deskundige helder omschreven welke fouten door [opposant] bij het plaatsen van de tatoeage zijn gemaakt. Nu [opposant] geen op- of aanmerkingen heeft op het deskundigenbericht en de kantonrechter ook zelf niet inziet waarom er aan de juistheid van dat bericht zou moeten worden getwijfeld, maakt de kantonrechter de bevindingen van de deskundige tot de hare.
2.2.
Gelet op de inhoud van het deskundigenbericht is genoegzaam komen vast te staan dat [opposant] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [geopposeerde] . [opposant] dient daarom aan [geopposeerde] de door haar als gevolg van deze wanprestatie geleden schade te vergoeden. De deskundige heeft in zijn deskundigenbericht overwogen dat
“de tatoeage (…) het op alle punten laat afweten. Helaas in zo’n ernstige mate dat het tattoo technisch ook niet meer gecorrigeerd kan worden. Een laserbehandeling is hier de enige oplossing”. Nu nakoming daarmee blijvend onmogelijk is geworden, is geen verzuim vereist. Een omzettingsverklaring als bedoeld in art. 6:87 lid 1 BW is daardoor niet nodig:
[geopposeerde] kon aanstonds vervangende schadevergoeding vorderen. Hetgeen [opposant] hier verder
over heeft aangevoerd kan daarom verder onbesproken blijven.
2.3.
In het bij verstek gewezen vonnis waartegen [opposant] in verzet is gekomen, is een bedrag van € 2.000,00 aan hoofdsom (vervangende schadevergoeding) toegewezen. Als productie 4 bij het inleidende dagvaardingsexploot is een offerte overgelegd ter onderbouwing van dit bedrag dat is gemoeid met het ‘weglaseren’ van de tatoeage. In hetgeen [opposant] heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien om aan de juistheid van dit bedrag te twijfelen, laat staan dat daarop een bedrag in mindering dient te strekken wegens eigen schuld van [geopposeerde] . Alhoewel geen bewijs van aangetekende verzending is overgelegd, volgt uit de aanhef van die brief van 4 augustus 2014 wel dat die brief aangetekend is verzonden en dat het verweer van [opposant] over het niet ontvangen van die brief moet worden gepasseerd. Dit geldt eens temeer nu uit de betwisting van de buitengerechtelijke kosten in punt 13 van de conclusie van repliek in oppositie moet worden afgeleid dat deze brief wel degelijk door [opposant] is ontvangen. Uit de inhoud van die brief volgt evenwel niet dat daarin reeds aanspraak is gemaakt op een schadevergoeding van € 2.000,00. Evenmin volgt uit die brief dat het verzuim op 14 augustus 2014 is ingetreden. In zoverre kan het verstekvonnis van 1 juli 2015 niet in stand blijven, de wettelijke rente zal mitsdien – opnieuw recht doende – worden toegewezen over € 2.000,00 vanaf 6 mei 2015 (dag van de inleidende dagvaarding) tot aan de dag van de algehele voldoening.
2.4.
[geopposeerde] heeft voldoende gemotiveerd gesteld en aan de hand van producties onderbouwd dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die een afzonderlijke vergoeding (naast de proceskosten) rechtvaardigen. De hoogte van die kosten is conform het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten opgenomen tarief, zodat deze veroordeling die is uitgesproken in het verstekvonnis van 1 juli 2015 in stand kan blijven.
2.5.
[opposant] dient als de geheel in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze verzetprocedure, met inbegrip van de kosten van de deskundige. De kosten aan de zijde van [geopposeerde] worden tot op heden begroot op € 1.844,00, zijnde:
- € 150,00 aan salaris gemachtigde (1 x tarief € 150,00). De conclusie na het deskundigenbericht (
“geen op- of aanmerkingen ten aanzien van het deskundigenbericht”) rechtvaardigt geen extra punt. Vanwege de niet bijzondere inhoud van de aktes die voorafgaand aan het vonnis van 28 december 2016 door [geopposeerde] zijn genomen, wordt ook daarvoor geen afzonderlijk punt toegekend;
- € 1.694,00 inclusief btw overeenkomstig de nota van de deskundige.
De proceskostenveroordeling die reeds in het verstekvonnis van 1 juli 2015 was uitgesproken, blijft uiteraard in stand.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
vernietigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, afdeling burgerlijk recht, zittingsplaats Maastricht, op 1 juli 2015 onder zaaknummer 4133425 CV EXPL 15-4613 gewezen verstekvonnis voor zover dat ziet op ingangsdatum van de wettelijke rente en wijst, opnieuw recht doende, die wettelijke rente toe over € 2.000,00 vanaf 6 mei 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening,
3.2.
verklaart het verzet van [opposant] voor het overige ongegrond,
3.3.
bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, afdeling burgerlijk recht, zittingsplaats Maastricht, op 1 juli 2015 onder zaaknummer 4133425 CV EXPL 15-4613 tussen [geopposeerde] als eiseres en [opposant] als gedaagde gewezen verstekvonnis behoudens de ingangsdatum van de wettelijke rente zoals hiervoor onder 3.1. is geoordeeld,
3.4.
veroordeelt [opposant] in de kosten van deze verzetprocedure, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op € 1.844,00 en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en is in het openbaar uitgesproken.