ECLI:NL:RBDHA:2024:12578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
23/4547
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overslaan bezwaarprocedure in Tolkenregeling-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2024, in de zaak met nummer SGR 23/4547, is het beroep van eiser, een Belgische man, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had een verzoek ingediend om overbrenging naar Nederland op basis van de Tolkenregeling, omdat hij als bewaker bij de Afghan Security Guard (ASG) had gewerkt. Verweerder, de minister van Defensie, had het verzoek afgewezen, stellende dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor overbrenging. Eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de bezwaarprocedure ten onrechte was overgeslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de e-mail van 24 juni 2023 van verweerder als een primair besluit moet worden aangemerkt, waartegen eerst bezwaar gemaakt moet worden. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting afgedaan, omdat beide partijen hiermee instemden. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en zal het beroepschrift doorzenden naar verweerder voor behandeling als bezwaarschrift. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4547

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit België, eiser

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland op grond van de zogenoemde Tolkenregeling.
1.1.
Verweerder heeft bij e-mailbericht van 24 juni 2023 op dit verzoek gereageerd. Eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft partijen gevraagd of zij instemmen met het zonder zitting afdoen van het beroep. [1] Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen. Naar aanleiding hiervan heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 18 juli 2022 en 22 augustus 2022 heeft eiser een verzoek ingediend om hem en zijn gezinsleden vanuit Afghanistan over te brengen naar Nederland. Eiser stelt dat hij vanaf 2009 tot en met 2010 als bewaker bij de Afghan Security Guard (ASG) heeft gewerkt. Eiser beroept zich op de Tolkenregeling, omdat hij een ‘hoog-profiel’-functie had. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiser niet aan de voorwaarden voor overbrenging op grond van de Tolkenregeling voldoet.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser betoogt dat hij wel aan de voorwaarden van de Tolkenregeling voldoet. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hij hier niet onder zou vallen.
3.1.
Verweerder heeft zich eerder op het standpunt gesteld dat een reactie op een verzoek om overbrenging uit Afghanistan op grond van de Tolkenregeling geen besluit is in de zin van de Awb. Met de brief van 22 april 2024 heeft verweerder gewezen op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 10 april 2024 [2] , waarin de Afdeling heeft beslist dat een reactie van verweerder op een verzoek op grond van de Tolkenregeling wel een besluit is in de zin van de Awb. Gelet hierop heeft verweerder de rechtbank verzocht het beroepschrift aan hem door te zenden ter behandeling als bezwaar.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De Afdeling heeft geoordeeld dat de afwijzing van een verzoek op grond van de Tolkenregeling een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank moet de e-mail van 24 juni 2023 daarom worden aangemerkt als een primair besluit, waartegen op grond van de Awb eerst bezwaar moet worden gemaakt. Pas als verweerder vervolgens een besluit heeft genomen op het bezwaar, kan daartegen beroep bij de rechtbank worden ingesteld. Hoewel de Awb [3] onder omstandigheden de mogelijkheid geeft tot rechtstreeks beroep, heeft verweerder verzocht het beroepschrift aan hem door te zenden ter behandeling als bezwaar. Daarnaast is voor deze procedure ook niet in het algemeen met rechtstreeks beroep ingestemd. Eiser heeft in de brief van 10 mei 2024 aangegeven dat hij het eens is met verweerder en dat de brief moet worden doorgestuurd als bezwaar.
4.1.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren, omdat ten onrechte de bezwaarprocedure is overgeslagen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal het beroepschrift doorzenden naar verweerder om te worden behandeld als een bezwaarschrift. [4]
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraken van de Afdeling van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1500 en ECLI:NL:RVS:2024:1505.
3.Artikel 7:1a van de Awb.
4.Artikel 6:15 van de Awb.