In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een jachtakte. De korpschef van de politie heeft deze aanvraag op 17 maart 2023 afgewezen, en het bestreden besluit van 30 november 2023 heeft deze afwijzing in stand gelaten. Eiser is het niet eens met deze beslissing en stelt dat de wettelijke vereisten niet zijn nageleefd, omdat de overtreding niet in de relevante artikelen staat en de terugkijktermijn niet correct is toegepast. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en verweerder aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de aanvraag heeft afgewezen. De afwijzing is gebaseerd op het feit dat eiser in de acht jaar voorafgaand aan de aanvraag een strafbeschikking heeft gekregen wegens overtreding van artikel 6 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank stelt dat de minister beoordelingsruimte heeft en dat de Cwm 2019 van toepassing is op de aanvraag voor een jachtakte. De rechtbank concludeert dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat eiser misbruik zal maken van zijn bevoegdheid om wapens en munitie voorhanden te hebben, wat leidt tot een gevaar voor de openbare orde en veiligheid.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser terecht geen jachtakte heeft gekregen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn en is openbaar uitgesproken op 10 juli 2024. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.