Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Syrische eiser. De eiser, geboren in 1996, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij hem op 16 juli 2024 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet. De maatregel was opgelegd omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken, vooral gezien zijn status als iemand die zonder de vereiste documenten Nederland was binnengekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 23 juli 2024 was opgeheven, omdat de eiser was overgedragen aan Bulgarije. De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of de eiser recht had op schadevergoeding voor de periode dat hij onterecht was vastgehouden.
De rechtbank oordeelde dat de zware grond 3k, die stelde dat de eiser geen medewerking verleende aan zijn overdracht, onterecht was opgenomen. De rechtbank concludeerde dat het primair de verantwoordelijkheid van de verweerder was om de eiser over te dragen en dat er onvoldoende bewijs was dat de eiser daadwerkelijk weigerde mee te werken. De rechtbank oordeelde dat de zware grond 3m feitelijk juist was, maar dat dit niet voldoende was om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.