In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2024, wordt het verzoek van de verzoeker om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag in de proceskosten beoordeeld. De verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering per 1 september 2023, welke intrekking op 26 september 2023 was vastgesteld. Echter, op 18 januari 2024 heeft het college het besluit tot intrekking van de bijstandsuitkering laten vervallen, evenals een eerder besluit tot opschorting van de uitkering. Hierdoor trok de verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening in.
De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college heeft aangegeven dat het een veroordeling in de proceskosten niet onredelijk acht, gezien het feit dat het college teruggekomen is op zijn eerdere standpunt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het college met de intrekking van het besluit van 26 september 2023 aan het verzoek van de verzoeker is tegemoetgekomen. Dit leidt tot de conclusie dat het college in de proceskosten moet worden veroordeeld. De proceskosten worden vastgesteld op € 875,-, aangezien de gemachtigde van de verzoeker een proceshandeling heeft verricht door het indienen van een verzoekschrift. Daarnaast wordt het college ook veroordeeld tot vergoeding van het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 50,-. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.