Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
1. Geen recht op bijstand heeft degene:
[…]
g. die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien;
[…]
1. Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Artikel 49
In afwijking van artikel 13, eerste lid, onderdeel g, kan het college bijzondere bijstand verlenen:
a. in de vorm van borgtocht, indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door een:
1°. gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht;
2°. een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, indien de gemeente niet is aangesloten bij een gemeentelijke kredietbank dan wel daarmee geen relatie onderhoudt;
indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt.
Beleidsregels bijzondere bijstand 2021
Bijzondere bijstand wordt alleen toegekend voor noodzakelijke kosten en indien deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
Bijzondere bijstand wordt niet verleend indien de kosten waarvoor de bijstand werd gevraagd reeds zijn voldaan.
Bijzondere bijstand moet in beginsel worden aangevraagd voordat de kosten door de belanghebbende worden gemaakt.
Indien aanvragen met terugwerkende kracht worden ingediend, tot maximaal 6 maanden nadat de kosten zijn gemaakt (tenzij er redenen zijn hiervan af zien), wordt onderzocht of toch bijzondere bijstand kan worden verstrekt.
Voor toekenning met terugwerkende kracht, zoals bedoeld in het tweede lid gelden de volgende voorwaarden:
- op het moment van de aanvraag moet nog vast te stellen zijn dat de kosten inderdaad noodzakelijk waren.
- op het moment dat de kosten werden gemaakt was de belanghebbende bijzondere bijstandsbehoeftig.
Artikel 25
Indien de toepassing van deze beleidsregel lijdt tot onbillijkheden van overwegende aard dan kan het college besluiten ten gunste van de betrokkene af te wijken van deze beleidsregel.
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.