15.3.Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich in het bestreden besluit deugdelijk en navolgbaar gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Zweden sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen waardoor moet worden gevreesd voor een schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
16. Eiser voert voorts aan dat sprake is van een motiveringsgebrek, omdat de staatssecretaris voor de toets van artikel 17 van de Dublinverordening dezelfde toets heeft gebruikt als die voor het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris heeft in de beoordeling of hij de aanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken niet alle feiten en omstandigheden meegenomen. Verder stelt eiser dat verweerder had moeten toetsen aan het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel, waarbij eiser wijst op twee arresten van het Hof.¹¹ Daarnaast schrijft de Dublinverordening
10 EHRM 21 januari 2011, zaaknr. 30696/09.
11 Arresten van het Hof van Justitie van 9 juli 2015 in de zaak K. en A., C-153/14 en 7 november
volgens eiser niet voor dat de staatssecretaris terughoudend om moet gaan met deze bevoegdheid.
17. De rechtbank overweegt als volgt. In het bestreden besluit is door de staatssecretaris onderbouwd dat van de bevoegdheid om eiser op te nemen in de nationale procedure op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in ieder geval gebruik wordt gemaakt als er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor een overdracht leidt tot onevenredige hardheid. Hier is eiser niet in geslaagd volgens de staatssecretaris. Zoals eiser stelt, is de staatssecretaris hierbij niet ingegaan op de individuele omstandigheden van eiser (zoals zijn vrees voor indirect refoulement). De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft volstaan met een algemene, niet op de individuele situatie van eiser toegespitste motivering.
17. Ter zitting heeft de staatssecretaris – desgevraagd – toegelicht:
“
In het bestreden besluit is ingegaan op de punten die naar voren zijn gebracht. Wanneer je mag uitgaan van interstatelijk vertrouwensbeginsel en niet mag toetsen aan de vraag of refoulementverbod zou worden gerespecteerd, zou het raar zijn om iemand dan om die reden op grond van artikel 17 op te nemen.
Er zit niks onevenredigs in. Een groot aandeel zou zeggen dat ze niet eens zijn met uitkomst van asielprocedure in andere lidstaat.”¹²
19. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het bestreden besluit en de toelichting van de staatssecretaris ter zitting – zoals hiervoor weergegeven – niet dat de staatssecretaris heeft getoetst of overdracht aan Kroatië getuigt van onevenredige hardheid. Hoewel de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat hij ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, ontslaat hem dit niet van zijn plicht om te toetsen of bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van eiser aan Kroatië van een onevenredige hardheid getuigt.¹³ Eiser heeft gemotiveerd aangevoerd waarom hij vreest voor indirect refoulement. Hij heeft uiteengezet waarom zijn asielverzoek in Kroatië volgens hem ten onrechte is afgewezen, wat hij heeft onderbouwd met een vertaalde afwijzende beschikking van de Kroatische autoriteiten en een vertaalde uitspraak van de Kroatische rechtbank. Ook stelt hij te zijn bedreigd met terugkeer naar Rusland in Kroatië. Daarnaast heeft eiser nieuwsberichten overgelegd van een – volgens eiser – vergelijkbare zaak. Verder heeft eiser verklaard over de slechte hygiënische omstandigheden in de opvanglocatie waar hij in Kroatië stelt te hebben verbleven. De staatssecretaris heeft nagelaten dit gemotiveerd in zijn beoordeling te betrekken. Nu de staatssecretaris niet alle omstandidgheden in deze beoordeling heeft betrokken en hij aldus niet, althans onvoldoende heeft gemotiveerd dat overdracht aan Kroatië niet van onevenredige hardheid getuigt, is sprake van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt. Wat eiser verder in dit verband heeft aangevoerd, behoeft hierom geen nadere bespreking.