ECLI:NL:RBDHA:2024:11751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
23_8262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van ingezetenschap en duurzame band met Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Eiseres, geboren in Nederland, heeft in het verleden in de Verenigde Staten gewoond en is op 7 maart 2023 met haar zoon naar Nederland teruggekeerd. Ze heeft een aanvraag om kinderbijslag ingediend, maar deze is door verweerder geweigerd op basis van het feit dat eiseres niet als ingezetene van Nederland kan worden aangemerkt voor de periode van het 2e en 3e kwartaal van 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op de peildata van 1 april 2023 en 1 juli 2023 niet voldeed aan de voorwaarden voor ingezetenschap, omdat zij op die momenten geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had opgebouwd. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de omstandigheden van eiseres, zoals haar verblijf in Nederland, haar inschrijving op een adres en haar activiteiten. De rechtbank concludeert dat de weigering van de kinderbijslag door verweerder terecht was, omdat eiseres niet verzekerd was op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8262

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Schuurman).

Inleiding

Bij besluit van 30 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres met ingang van het 2e kwartaal van 2022 een uitkering op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toe te kennen voor haar zoon Gursanj.
Bij besluit van 2 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2024 op zitting behandeld. Eiseres en de gemachtigde van verweerder zijn daar niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres, geboren op [geboortedag 1] 1990, heeft de Nederlandse nationaliteit. Zij heeft in het verleden in Nederland gewoond en is in 2007 met haar ouders naar de Verenigde Staten van Amerika vertrokken. Zij heeft tot begin maart 2023 in het buitenland gewoond. Op [geboortedag 2] 2022 is haar zoon [naam] in het Verenigd Koninkrijk geboren. Eiseres is op 7 maart 2023 met haar zoon vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland gekomen en verblijft daar sindsdien.
2. Eiseres heeft op 6 juni 2023 een aanvraag om kinderbijslag ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd met ingang van 2e kwartaal van 2022 kinderbijslag aan eiseres toe te kennen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gewijzigd en beslist dat eiseres geen recht heeft op kinderbijslag over het 2e en 3e kwartaal van 2023. Verweerder stelt dat, nu eiseres pas sinds 7 maart 2023 weer in Nederland verblijft, zij op zijn vroegst met ingang van het 2e kwartaal 2023 in aanmerking zou kunnen komen voor kinderbijslag. Eiseres is echter over het 2e en 3e kwartaal van 2023 niet als ingezetene van Nederland aan te merken, omdat zij op dat moment nog geen duurzame persoonlijke band met Nederland had.
4. Eiseres voert aan dat zij wel een sterke band heeft met Nederland. Zij is geboren en getogen in Nederland. Zij was minderjarig toen zij in 2007 met haar ouders mee moest verhuizen naar de Verenigde Staten van Amerika. Zij had echter altijd de intentie om uiteindelijk terug te komen naar Nederland. Haar vader woont sinds 2014 weer in Nederland en ook al haar vrienden wonen in Nederland. Zij is niet van plan om ooit nog weg te gaan uit Nederland.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. In artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de AKW is bepaald dat verzekerd krachtens deze wet is degene die ingezetene is. Ingevolge artikel 2 van de AKW is ingezetene degene die in Nederland woont. Waar iemand woont wordt op grond van artikel 3, eerste lid, van de AKW naar de omstandigheden beoordeeld. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de AKW heeft recht op kinderbijslag voor een kind ingevolge deze wet slechts degene, die op de eerste dag van een kalenderkwartaal verzekerd is.
6.1.
Tussen partijen is in geschil of op de peildatum van het 2e en het 3e kwartaal van 2023, 1 april 2023 en 1 juli 2023, sprake was van een duurzame band van persoonlijke aard tussen eiseres en Nederland en daarmee van ingezetenschap en verzekering voor de AKW.
6.2.
Volgens vaste rechtspraak komt het er bij de beoordeling van de omstandigheden van ingezetenschap op aan of deze van dien aard zijn, dat een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Bij de beoordeling van het bestaan van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland moet worden gekeken naar alle in aanmerking komende feiten en omstandigheden van het geval. [1] Voor het aannemen van ingezetenschap is onvoldoende dat de betrokkene de intentie heeft zich definitief in Nederland te vestigen. [2] De intentie van een betrokkene om in Nederland te wonen dient te worden beoordeeld aan de hand van het gedrag en dient te blijken uit de feiten en omstandigheden. Het beschikken over duurzaam ter beschikking staande woonruimte is één van de omstandigheden die van belang zijn bij de weging of sprake is van een duurzame band van persoonlijke aard tussen de betrokkene en Nederland. [3] Ook de duur van het verblijf in Nederland is een omstandigheid die van belang is bij die beoordeling.
6.3
Eiseres was, totdat zij in 2007 met haar ouders naar de Verenigde Staten van Amerika vertrok, ingezetene van Nederland. Door verhuizing naar het buitenland gaat het ingezetenschap verloren. Dat geldt ook voor eiseres, die als minderjarige met haar ouders moest meeverhuizen. Bij terugkeer naar Nederland op 7 maart 2023 is eiseres niet direct weer ingezetene geworden. Daarvoor is het nodig dat er sprake is van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland. Die band moet geleidelijk worden opgebouwd.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiseres op de peildatum 1 april 2023 niet als ingezetene kan worden aangemerkt. Van belang daarbij is dat eiseres op de peildatum pas drie weken in Nederland verbleef en geen zelfstandige woning had. Zij huurde een kamer, maar stond niet ingeschreven op het adres van die kamer. Verder deed zij geen vrijwilligerswerk, stond zij niet ingeschreven als woningzoekende bij een woningbouwvereniging, ontving zij nog geen bijstandsuitkering, volgde zij geen beroepsopleiding of cursus en was zij niet actief op zoek naar een baan. Daarnaast is onvoldoende gebleken dat eiseres op de peildatum de intentie had om definitief in Nederland te verblijven.
6.5.
Ook heeft verweerder terecht gesteld dat eiseres op de peildatum 1 juli 2023 niet als ingezetene kan worden aangemerkt. Op die datum had eiseres wel een bijstandsuitkering, stond zij ingeschreven op een Nederlands adres en verbleef zij inmiddels bijna vier maanden in Nederland, maar de overige omstandigheden waren nog dezelfde. De omstandigheden waren ook op 1 juli 2023 onvoldoende voor het aannemen van een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland.
6.6.
Omdat eiseres op 1 april 2023 en 1 juli 2023 geen ingezetene was, was zij niet verzekerd voor de AKW. Verweerder heeft daarom terecht de aanvraag om kinderbijslag over het 2e en 3e kwartaal van 2023 afgewezen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2024.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de arresten van de Hoge Raad (HR) van 21 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1466 en van 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6285.
2.Zie het arrest van de HR van 17 januari 1996, ECLI:NL:HR:1996:AA1836.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 20 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2182.