ECLI:NL:RBDHA:2024:1152
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens gezamenlijke huishouding en hoofdelijk aansprakelijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiseres] en [eiser], en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 1 januari 2020 tot en met 23 juni 2021. Verweerder heeft de bijstandsuitkering herzien en een bedrag van € 13.790,17 teruggevorderd, omdat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met eiser. Eiser is hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de terugvordering, omdat hij in dezelfde periode bij eiseres woonde.
Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder, maar deze zijn ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 13 december 2023 is eiser verschenen, terwijl eiseres niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 31 maart 2015 een bijstandsuitkering ontvangt en dat er in de periode 2020 tot maart 2021 onderzoek is gedaan naar de rechtmatigheid van deze uitkering. De rechtbank concludeert dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, wat eiseres niet heeft gemeld, en dat de terugvordering en hoofdelijkheid gerechtvaardigd zijn.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging door verweerder correct is uitgevoerd en dat er geen sprake is van een sociaal onaanvaardbare situatie. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.