4.3.Verder is eiser van mening dat het college nader onderzoek had moeten doen naar de feitelijke woonsituatie van eiser. Uit het gas- en elektriciteitsverbruik blijkt dat er gewoond is op het uitkeringsadres. Eiser vindt dat het op zijn minst noodzakelijk en in zijn belang was geweest om een huisbezoek af te leggen. ij heeHij heeft het college dan ook uitgenodigd te komen kijken, maar daar heeft het college geen gebruik van gemaakt.
Wat oordeelt de rechtbank?
5. Intrekking en terugvordering van bijstand is een belastend besluit. Om die reden rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel bij het college. Dit betekent dat het in dit geval op de weg van het college ligt om aannemelijk te maken dat eiser in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding voerde met zijn partner.
6. De te beoordelen periode loopt van 1 april 2020 tot en met 30 augustus 2021.
7. Vast staat dat uit de relatie twee kinderen zijn geboren die zijn erkend door eiser. Bepalend voor de vraag of er sprake is van een gezamenlijke huishouding is dan of eiser vanaf 1 april 2020 zijn hoofdverblijf had in de woning in Zoetermeer, nu dit voor zijn partner niet in geschil is.
8. De vraag waar iemand woont is daar waar zich het zwaartepunt van het persoonlijk leven bevindt. Dit dient volgens vaste rechtspraak te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden.
9. Naar het oordeel van de rechtbank biedt het totaal van de onderzoeksbevindingen, in onderlinge samenhang bezien, een toereikende grondslag voor het standpunt van het college dat eiser vanaf 1 april 2020 zijn hoofdverblijf had bij zijn partner in Zoetermeer en dat daarmee sprake is van een gezamenlijke huishouding. Daarbij komt in elk geval betekenis toe aan de verklaring van eiser van 23 juni 2021. Eiser heeft verklaard dat hij sinds de uitbraak van het coronavirus zich verveelde en dat hij beter bij zijn kinderen in Zoetermeer kon verblijven, dat hij 2 á 3 keer in de week in [plaats 1] kwam om zijn post op te halen en vervolgens ’s avonds weer terug naar [plaats 2] ging. Hij bleef in [plaats 2] slapen en heeft zowel daar als in [plaats 1] kleding. Uit de bankafschriften blijkt verder dat er in die periode veel boodschappen en geldopnames zijn gedaan in [plaats 2]. Bovendien is er aanvullend bewijs. Zo bedroeg het waterverbruik op het uitkeringsadres over de periode van 29 januari 2020 tot 27 januari 2021 14 m³, terwijl een gemiddeld jaargebruik van een eenpersoonshuishouden 46 m³ is. Ook het elektriciteits- en gasverbruik in de woning van eiser was in de periode van 20 maart 2020 tot 20 maart 2021 aanzienlijk lager dan het gemiddeld verbruik. Het verbruik aan gas en elektriciteit was in de woning van eiser respectievelijk 145 m³ en 607 kWh, terwijl het gemiddeld jaarverbruik bij een eenpersoonshuishouding 875 m3 respectievelijk 1900 kWh is.
10. In het algemeen mag worden uitgegaan van de juistheid van een tegenover een sociaal rechercheur afgelegde en ondertekende verklaring en komt weinig betekenis toe aan het achteraf intrekken, ontkennen of nuanceren van een dergelijke verklaring. In de stelling van eiser dat er ook met een tolk snel sprake is van miscommunicatie ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het college niet had mogen uitgaan van het door eiser ondertekende verslag. Evenmin is gebleken dat er selectief is ‘geshopt’ in de verklaring van eiser door het college. De uitspraken zijn gedaan in het bijzijn van een tolk en eiser heeft herhaaldelijk verklaard dat hij het merendeel van de tijd in Zoetermeer verbleef.
10. Door het college hierover niet te informeren, heeft eiser de op hem rustende inlichtingenverplichting van artikel 17, eerste lid van de Pw geschonden. Het college was op grond van de artikelen 54, derde lid, en artikel 58, eerste lid, van de Pw dan ook gehouden het recht op bijstand in te trekken en het bedrag van € 18.114,25 aan te veel betaalde uitkering van eiser terug te vorderen.
10. Op basis van de verklaring van eiser dat hij sinds het begin van het uitbreken van het coronavirus in Nederland voornamelijk in [plaats 2] verbleef, heeft het college terecht 1 april 2020 gehanteerd als de datum van de intrekking van de bijstandsuitkering. De eerste lockdown is door de regering afgekondigd op 23 maart 2020. De rechtbank is van oordeel dat de ingangsdatum daarmee terecht is.
13. De beroepsgronden slagen niet.