ECLI:NL:RBDHA:2024:11417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
NL24.22455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is op 8 februari 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden is door verweerder met negen maanden verlengd. Eisers hebben verweerder op 14 mei 2024 in gebreke gesteld, maar hebben meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.

De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt een beslistermijn van acht weken op aan verweerder om alsnog een besluit te nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld.

De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 15 juli 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van een dwangsom aan verweerder opgelegd voor het niet naleven van deze termijn.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.22455
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , eisers V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]

(gemachtigde: mr. S.J. Koolen), en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op hun aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.¹. De rechtbank legt dit hieronder verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.²
Is het beroep van eisers ontvankelijk en gegrond?
3. Eisers hebben de aanvraag ingediend op 8 februari 2023. Verweerder moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.³ Verweerder heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd.⁴ Eisers hebben verweerder op 14 mei 2024, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is kennelijk gegrond.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Dit staat in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan verweerder op?
4. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.⁵ Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.⁶
5. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eisers inmiddels een gehoor hebben gehad. De rechtbank ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding om aan verweerder een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eisers bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van verweerder om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke beslistermijn opleggen van acht weken. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat verweerder nog een voornemen moet nemen en dat eisers daarop vervolgens nog hun zienswijze mogen geven, voordat verweerder een besluit neemt. De rechtbank verwijst daarbij ook naar de uitspraak van de ABRvS van 8 juli 2020⁷.
Legt de rechtbank verweerder een dwangsom op?
6. In artikel 8:55d, tweede lid, en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb staat dat de bestuursrechter verweerder opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet bepaald dat deze artikelen niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Door deze Tijdelijke wet werd het voor de bestuursrechter niet meer mogelijk om een dwangsom op te leggen in een asielzaak. De ABRvS heeft echter in de uitspraak van 30 november 2022⁸ geoordeeld dat genoemd artikel uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de twee artikelen uit de Awb wel van toepassing zijn op asielaanvragen voor bepaalde tijd en de rechtbank verweerder dus op grond van die artikelen opdraagt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en aan het niet naleven daarvan een dwangsom verbindt.⁹
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb, dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7500,-. Uit de uitspraak van de ABRvS van 15 juli 2020¹⁰ volgt dat aanvragen zodanig inhoudelijk met elkaar kunnen samenhangen dat een redelijke toepassing van artikel 4:17, eerste lid, en artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb met zich brengt dat een bestuursorgaan slechts één dwangsom kan verbeuren. Naar het oordeel van de rechtbank is in deze zaak sprake van een zodanige inhoudelijke samenhang. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder één maal een dwangsom kan verbeuren.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en dat verweerder binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
5 Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Op grond van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
9 Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, en/of artikel 8:72, zesde lid, van de Awb
9. Omdat het beroep gegrond is krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eisers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).
10. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder voor eisers gezamenlijk één maal een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van D.D. Bijlhout, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 juli 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.