ECLI:NL:RBDHA:2024:1136
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf in Nederland. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de aanvraag op 5 september 2022 afgewezen, en deze afwijzing is bevestigd in het besluit op bezwaar van 14 juli 2023. De rechtbank heeft de zaak op 6 november 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
Eiseres, die met haar gezin in Syrië woont, heeft de aanvraag ingediend omdat haar dochter getrouwd is met de referent in Nederland. De minister heeft de aanvraag afgewezen op basis van twee weigeringsgronden, maar tijdens de zitting heeft de minister aangegeven dat de afwijzingsgrond met betrekking tot de doelen en omstandigheden van het verblijf niet meer van toepassing is. De rechtbank heeft zich vervolgens gericht op de resterende afwijzingsgrond, namelijk de redelijke twijfel over de tijdige terugkeer van eiseres naar Syrië.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht twijfels heeft over de terugkeer van eiseres, gezien de situatie in Syrië en het ontbreken van voldoende sociale en economische binding met haar land van herkomst. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij voldoende redenen heeft om te geloven dat zij Nederland tijdig zal verlaten. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.