ECLI:NL:RBDHA:2024:11213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
NL24.17796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening van eiseres met Dominicaanse nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, een vrouw van Dominicaanse nationaliteit, had op 2 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 16 april 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres stelt dat zij bedreigd en mishandeld is door haar ex-partner en dat zij vrees heeft voor haar veiligheid in de Dominicaanse Republiek. De rechtbank oordeelt dat de problemen met de ex-partner niet geloofwaardig zijn en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht is, en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.17796 (beroep) en NL24.17797 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. T.J.M. Schilders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft op 2 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 16 april 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 juli 2024 op zitting behandeld, waarbij mr. A.K.E. van den Heuvel waarnam voor de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1995 en heeft de Dominicaanse nationaliteit. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. In 2016 is zij een relatie begonnen met haar huidige ex-partner. Eiseres is tijdens de relatie zwanger geworden en tijdens de zwangerschap is het gedrag van haar ex-partner (met wie zij destijds samenwoonde) merkbaar veranderd. De ex-partner van eiseres is gewelddadig geworden en heeft haar bedreigd en verkracht. Op 22 maart 2024 heeft eiseres haar ex-partner laten weten hem te verlaten en is zij samen met haar dochter naar haar moeder gegaan. Op 31 maart 2024 heeft eiseres de Dominicaanse Republiek verlaten. Haar dochter verblijft nog steeds bij haar moeder.
3. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiseres de volgende relevante elementen: 1) identiteit, nationaliteit en herkomst en 2) problemen met ex-partner.
3.1.
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig gevonden. De problemen met ex-partner vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiseres is daarom geen vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en zij loopt geen reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiseres verweerder heeft misleid door valse identificerende documenten over te leggen, door kennelijk inconsequente, tegenstrijdige en kennelijk valse verklaringen af te leggen en omdat zij de aanvraag enkel heeft ingediend om uitzetting te voorkomen. [1] Uit het handelen van eiseres blijkt namelijk niet dat het primaire doel was om internationale bescherming aan te vragen. Het doel was om met een vervalste stempel van een Spaanse verblijfsvergunning in haar parspoort via Nederland naar Spanje te reizen om daar door haar zussen opgevangen te kunnen worden. Eiseres werd echter op Schiphol niet toegelaten tot Europees grondgebied.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Verweerder heeft de problemen met de ex-partner van eiseres ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Eiseres heeft meermaals verklaard dat zij doodsbang is voor haar ex-partner en dat zij meermaals door hem met de dood is bedreigd en door hem is mishandeld. Eiseres kan zich niet wenden tot de autoriteiten in de Dominicaanse Republiek voor hulp en bescherming omdat de autoriteiten corrupt zijn en haar man de financiële middelen heeft om de politie om te kopen. Verweerder heeft de aanvraag verder ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft namelijk onvoldoende gemotiveerd dat eiseres verweerder heeft misleid of heeft proberen te misleiden. Eiseres heeft geen relevante informatie en documenten achtergehouden en ook geen kennelijk tegenstrijdige, valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen afgelegd waardoor haar verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen. Eiseres heeft haar asielaanvraag ook niet enkel ingediend om uitzetting te voorkomen. Verweerder heeft ten onrechte inreisverbod opgelegd van twee jaar. Het inreisverbod vormt voor eiseres namelijk een belemmering om zich bij haar zussen in Spanje te voegen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Problemen ex-partner
5. Uit het in algemene zin herhalen en inlassen van wat eiseres eerder naar voren heeft gebracht, kan de rechtbank niet afleiden waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Daarom ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het bestreden besluit te vernietigen. [2] Verder heeft eiseres in algemene zin aangegeven doodsbang te zijn. Daarover oordeelt de rechtbank als volgt.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de problemen die eiseres heeft ondervonden met haar ex-partner ongeloofwaardig zijn. Daarbij heeft verweerder vooral opmerkelijk kunnen vinden dat eiseres heeft verklaard dat zij bij haar schoonfamilie in huis woonde, maar dat zij nooit iets hebben gemerkt of aan haar gezien van de zware mishandelingen en bedreigingen. Dat zij veel op haar kamer zou hebben verbleven mocht verweerder een ontoereikende verklaring hiervoor vinden. Daarnaast heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat het niet aannemelijk is dat eiseres haar kind bij haar moeder zou achtergelaten in de Dominicaanse Republiek als haar partner zou hebben gedreigd haar kind af te pakken en zij daar daadwerkelijk voor vreesde. Alleen al hierom heeft verweerder het relaas ongeloofwaardig kunnen vinden.
Kennelijk ongegrond.
7. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c en f van de Vw. [3] Ten aanzien van de c-grond overweegt de rechtbank dat eiseres verweerder weliswaar niet heeft misleid omtrent haar nationaliteit of identiteit, maar blijkens de uitspraak van de de Afdeling [4] van 1 april 2016 [5] moet de c-grond kennelijk zo extensief worden uitgelegd dat het tonen van een vervalste Spaanse verblijfsvergunning aan de grens moet worden gezien als het verstrekken van onjuiste informatie aan verweerder in de zin van deze bepaling in artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vw. Dat eiseres in haar asielprocedure onmiddellijk toegaf dat de Spaanse verblijfskaart niet echt was, doet blijkens voornoemde uitspraak van de Afdeling hieraan niet af.
8. Verder heeft verweerder de aanvraag ook af kunnen doen als kennelijk ongegrond op de f-grond. Nu het relaas namelijk niet geloofwaardig wordt geacht, kan de rechtbank niet anders dan constateren dat eiseres naar Spanje wilde om bij haar zussen te verblijven. Niet is gebleken dat eiseres naar Europa is gereisd om een verzoek om internationale bescherming in te dienen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres gebruik wilde maken van een valse Spaanse verblijfsvergunning en er voor haar dus ook geen noodzaak leek te zijn om asiel aan te vragen of anderszins rechtmatig verblijf te regelen. Verweerder heeft daarom mogen aannemen dat eiseres de onderhavige asielaanvraag enkel heeft ingediend om - na betrapping met het valse stempel in haar paspoort - uitzetting naar het land van herkomst te voorkomen.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder wel ten onrechte de e-grond aan eiseres tegengeworpen. Dat het asielrelaas ongeloofwaardig is bevonden, is namelijk niet genoeg voor de toepassing van dit wetsartikel. Blijkens de tekst is voor de toepassing vereist dat – kort gezegd – sprake is van kennelijke inconsequente en tegenstrijdige verklaringen of duidelijke onwaarschijnlijke verklaringen die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor de verklaringen van eiseres alle overtuigingskracht wordt ontnomen. Deze lat ligt aanzienlijk hoger dan de gewone geloofwaardigheidstoets en wordt in deze zaak niet gehaald, teminder nu verweerder niet heeft verwezen naar geverifieerde landeninformatie waarmee de verklaringen in strijd zouden zijn.
10. Dit oordeel omtrent de tegenwerping van artikel 30b, eerste lid onder e van de Vw kan echter niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep, nu verweerder het beroep reeds op grond van artikel 30b, eerste lid onder c en onder f van de Vw als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen..
Terugkeerbesluit en inreisverbod
11. Nu de aanvraag van eiseres als kennelijk ongegrond mocht worden afgewezen mocht verweerder haar een terugkeerbesluit opleggen en daarbij bepalen dat zij Nederland onmiddellijk moet verlaten. [6] Verweerder was vervolgens gehouden eiseres een inreisverbod van twee jaar op te leggen. [7] Dat dit de mogelijkheden van eiseres om naar Spanje te reizen tijdelijk beperkt is een logisch gevolg van haar eigen handelen. Verder kan haar familie eiseres ook bezoek in de Dominicaanse Republiek. Dat het niet veilig zou zijn om terug te gaan, wordt niet gevolgd nu het asielrelaas ongeloofwaardig is geacht.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag in redelijkheid kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. De rechtbank verklaar het beroep ongegrond.
13. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
14. Eiseres krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, onder c, e en f, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1604, rechtsoverweging 7, en de uitspraak van deze rechtbank van 2 februari 2022, ECLI:NL:RBDHA:2024:1237.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw.
7.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw