ECLI:NL:RVS:2016:955

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2016
Publicatiedatum
6 april 2016
Zaaknummer
201509318/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • H. Troostwijk
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel na misleiding met vals verblijfsdocument

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die op 16 december 2015 een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had goedgekeurd. De staatssecretaris had eerder, op 26 november 2015, de aanvraag afgewezen, omdat de vreemdeling bij de grenscontrole op luchthaven Schiphol een vals Spaans verblijfsdocument had aangeboden. De staatssecretaris stelde dat de vreemdeling hem hiermee had misleid in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde echter dat de vreemdeling niet had misleid, omdat het valse document de juiste personalia bevatte en niet was aangetoond dat de vreemdeling het document had getoond om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.

In hoger beroep werd de vraag aan de orde gesteld of het aanbieden van een vals verblijfsdocument inderdaad kan worden aangemerkt als misleiding. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de vreemdeling de staatssecretaris ook kan misleiden door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden. De vreemdeling had het valse document gepresenteerd als echt, zonder melding te maken van de valsheid, wat volgens de Raad van State wel degelijk misleiding oplevert. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van de vreemdeling ongegrond werd verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van eerlijkheid in het asielproces en de gevolgen van het indienen van valse documenten. De Raad van State bevestigt dat het tonen van een vals document, zelfs met juiste personalia, kan leiden tot een afwijzing van de asielaanvraag als dit als misleiding wordt aangemerkt.

Uitspraak

201509318/1/V2.
Datum uitspraak: 1 april 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam (hierna: de rechtbank), van 16 december 2015 in zaken nrs. 15/20916 en 15/20917 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2015 heeft de staatssecretaris, voor zover thans van belang, een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 16 december 2015 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Hol, advocaat te Haarlem, heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Aanleiding
1. De vreemdeling, van Cubaanse nationaliteit, heeft op 8 november 2015 bij de grenscontrole op luchthaven Schiphol een vals Spaans verblijfsdocument aangeboden. Volgens de staatssecretaris heeft de vreemdeling hem door deze handelwijze misleid in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000). Hij heeft daarom de asielaanvraag van de vreemdeling van 11 november 2015 als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank is hem hierin niet gevolgd. In hoger beroep gaat het om de vraag of het aanbieden van een vals verblijfsdocument misleiding in vorenbedoelde zin oplevert.
Grief
2. De staatssecretaris klaagt in zijn grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, nu in het valse Spaanse verblijfsdocument de juiste personalia van de vreemdeling stonden en niet is gebleken dat de vreemdeling het document heeft getoond om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning, de vreemdeling hem niet heeft misleid in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 en paragraaf C2/7.3 van de Vreemdelingencirculatie 2000 (hierna: de Vc 2000). De staatssecretaris betoogt hiertoe dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vreemdeling het valse verblijfsdocument heeft gepresenteerd alsof het echt is en zich daardoor bewust heeft voorgedaan als iemand met een verblijfsvergunning, teneinde zichzelf op enigerlei wijze in een gunstiger positie te brengen. Reeds hierom is er volgens de staatssecretaris misleiding in de zin van voormelde bepalingen. Ook betoogt hij dat de rechtbank heeft miskend dat de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling vreemdelingrechtelijk gezien deel uitmaakt van zijn identiteit, zodat ook sprake is van het verstrekken van valse informatie of documenten over de identiteit.
Wettelijk kader
2.1. Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden afgewezen als kennelijk ongegrond, indien de vreemdeling de staatssecretaris heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden.
Volgens paragraaf C2/7.3 van de Vc 2000, voor zover thans van belang, betekent misleiding dat de vreemdeling probeert in een gunstiger positie te komen door bewust informatie te verstrekken die aantoonbaar onjuist is of informatie achter te houden. Hij probeert als het ware de autoriteiten op het verkeerde been te zetten, teneinde in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning.
Beoordeling van de grief
2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling niet als een identiteitsgegeven kan worden aangemerkt, zodat het tonen van een vals verblijfsdocument, met daarin juiste personalia, geen misleiding omtrent de identiteit of nationaliteit oplevert. Voor de door de staatssecretaris voorgestane uitleg van het begrip identiteit kunnen geen aanknopingspunten worden gevonden in voormelde bepalingen, de wetsgeschiedenis ervan of het algemeen spraakgebruik. De rechtbank heeft bij haar oordeel echter niet betrokken dat een vreemdeling de staatssecretaris ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 ook kan misleiden door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing op zijn asielaanvraag hadden kunnen hebben, achter te houden. Een vreemdeling die zich bedient van een vals verblijfsdocument en die valsheid, hoewel hij daarvan op de hoogte was of had kunnen zijn, achterhoudt, misleidt de staatssecretaris in vorenbedoelde zin. De staatssecretaris voert dan ook terecht aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de vreemdeling, die van de valsheid van het Spaanse verblijfsdocument op de hoogte was of had kunnen zijn, hem heeft misleid in de zin van voormelde bepalingen door voorafgaand aan zijn asielaanvraag, bij de grenscontrole op Schiphol, bedoeld verblijfsdocument als echt te presenteren, en van de valsheid ervan geen melding te maken.
Conclusie
3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. Hetgeen de staatssecretaris voor het overige heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Ten aanzien van het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 26 november 2015 overweegt de Afdeling dat, voor zover met het vorenoverwogene niet op de bij de rechtbank voorgedragen beroepsgronden is beslist, aan deze gronden niet wordt toegekomen. Over die gronden is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Evenmin is sprake van een nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop ze betrekking hebben, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen thans dientengevolge buiten het geding.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 16 december 2015 in zaak nr. 15/20916;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van Loon
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2016
284-802.