ECLI:NL:RBDHA:2024:11104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
SGR 22/6894
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Wajong-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had haar aanvraag voor de uitkering, die bedoeld is voor jonggehandicapten, ingediend na haar achttiende verjaardag, en de rechtbank moest beoordelen of zij als jonggehandicapte kon worden aangemerkt op basis van haar medische situatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 25 maart 2022 was afgewezen, omdat de verzekeringsarts had geconcludeerd dat eiseres, ondanks haar beperkingen, nog steeds over arbeidsvermogen beschikte. Eiseres had in beroep aangevoerd dat haar situatie niet goed was beoordeeld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar verleden en de medische informatie die zij had overgelegd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden waren die de eerdere beoordeling konden ondermijnen. De rechtbank heeft de conclusie van de verzekeringsartsen gevolgd dat eiseres in staat was om ten minste vier uur per dag activiteiten te verrichten en dat zij basale werknemersvaardigheden had. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag door verweerder terecht was. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/6894

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C. Schravenzande).

Inleiding

Bij besluit van 25 maart 2022 (het primaire besluit) is de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) afgewezen.
Bij besluit van 22 september 2022 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 september 2023 op zitting behandeld. Ter zitting is verschenen eiseres, vergezeld door haar echtgenoot [naam 1] en haar vader [naam 2] . De gemachtigde van verweerder was zonder bericht van verhindering afwezig. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat om eiseres de gelegenheid te geven om aanvullende stukken in het geding te brengen.
Op 17 oktober 2023 heeft de rechtbank aanvullende stukken van eiseres ontvangen.
Op 3 november 2023 heeft de rechtbank de reactie van verweerder ontvangen.
Nadat eiseres te kennen heeft gegeven op een nadere zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het beroep op 25 juni 2024 wederom op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen eiseres, vergezeld door haar echtgenoot [naam 1] , en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1995 en in 2013 18 jaar geworden. Eiseres heeft op 18 april 2021 een zogenoemde laattijdige aanvraag tot het toekennen van een Wajong-uitkering gedaan. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat er bij haar sprake is van gedragsproblematiek en psychische/psychiatrische problematiek, zijnde wisselende stemmingen, een reactieve hechtenisstoornis en een verstandelijke beperking. Dit is in mei 2010 door kinder- en jeugdpsychiater Van Vliet bevestigd. Volgens eiseres is het evident dat haar aandoeningen en klachten al ruim voor het 18e levensjaar aanwezig waren.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen. Op basis van de beoordeling van de verzekeringsarts en de overgelegde informatie kan volgens verweerder niet worden vastgesteld dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft. De primaire verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en de ontvangen informatie onderzocht, ook is eiseres gezien op het spreekuur. In het onderzoeksverslag van 25 maart 2022 noemt de verzekeringsarts de diagnoses depressieve episode, lichte verstandelijke beperking en emotionele instabiele/borderline persoonlijkheid. In verband met leer- en gedragsproblemen heeft eiseres speciaal onderwijs nodig gehad tijdens haar jeugd. Dit hield ze niet vol en vanaf haar 13e levensjaar heeft ze geen onderwijs meer gevolgd. Zij is onder begeleiding geweest voor de beschreven problematiek maar dit stopte rond haar 17e levensjaar. De verzekeringsarts stelt dat er met goede behandeling wel verbetering te verwachten is in de sociale interactie en het stabieler worden van functioneren. Zodoende concludeert de verzekeringsarts dat er op de 18e verjaardag sprake was van beperking van de belastbaarheid, als rechtstreeks en medisch objectief vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek, maar dat eiseres wel ten minste 4 uur op een dag activiteiten kan verrichten en één uur aaneengesloten kan werken.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit het standpunt gehandhaafd. Omdat er geen (nieuwe) medische feiten of omstandigheden zijn aangevoerd ziet de verzekeringsarts in de rapportage van 25 maart 2022 geen aanleiding om af te wijken van het eerdere oordeel. De beperkingen, zoals vastgesteld bij een eerdere aanvraag in 2019, blijven hierdoor aannemelijk en van toepassing. Eiseres heeft arbeidsvermogen en zodoende geen recht op een Wajong-uitkering, aldus verweerder.

Standpunten van partijen

4. Eiseres voert in beroep aan dat zij onder druk van haar naasten een korte periode heeft gewerkt. Dit is echter een proefperiode geweest en werken lukte niet. Dat verweerder dit gebruikt om aan te nemen dat eiseres arbeidsvermogen heeft vindt eiseres niet redelijk. Verweerder houdt te weinig rekening met het verleden van eiseres en de beschikbare informatie, zo stelt zij.
5. Verweerder handhaaft in beroep zijn standpunt. Eiseres heeft aanvullende stukken overgelegd uit de periode voor het 18e levensjaar, namelijk 2009 tot en met 2011. De verzekeringsarts b&b stelt in reactie daarop dat de reactieve hechtingsstoornis, de lichte zwakzinnigheid, evenals de gezins- en schoolproblemen die in de stukken worden besproken al bekend waren bij de primaire arts en dat deze zijn meegenomen in de beoordeling. Deze gegevens bevestigen dat er op de 18e verjaardag van eiseres sprake was van beperkingen als rechtsreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek. Eiseres heeft ook stukken ingediend van ruim na het 18e levensjaar, namelijk 2021 tot en met 2023. Ook deze informatie was voor verweerder bekend, zo stelt hij. De in beroep nader ingebrachte stukken zijn aldus voor verweerder geen aanleiding geweest het standpunt te herzien, nu de inhoud van die stukken al bekend was, de informatie voornamelijk ziet op het zestiende levensjaar van eiseres en informatie van rond het achtiende levensjaar van eiseres ontbreekt, omdat eiseres toen niet meer in behandeling was, aldus verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Het juridisch kader
6.1
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong, is een jonggehandicapte in de zin van hoofdstuk 1a en de daarop berustende bepalingen de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtsreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van onder andere ziekte of gebrek duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
6.2
Op grond van artikel 1a:1, tweede lid, Wajong geldt dat de ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, beperkingen ondervindt als gevolg van onder andere ziekte of gebrek, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, alsnog als jonggehandicapte wordt aangemerkt in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van onder andere ziekte of gebrek ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a.
6.3
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij (a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, (b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, (c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur, of (d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is. Verweerder moet dus beoordelen of een betrokkene voldoet aan (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden. Is dat het geval, dan heeft de betrokkene geen arbeidsvermogen.
6.4
Eiseres heeft haar aanvraag ruim na haar achttiende levensjaar ingediend. Bij een dergelijke zogenoemde laattijdige aanvraag dient, naar vaste rechtspraak [1] naast een beoordeling aan de hand van de criteria van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong beoordeeld te worden of eiseres op grond van artikel 1a:1, tweede lid, alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt en in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat zij op enig moment binnen vijf jaar na haar achttiende verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden.
6.5
Bij een laattijdige aanvraag ligt de bewijslast bij de aanvrager, omdat een medisch beeld met het verstrijken van de jaren moeilijker is vast te stellen. [2]
Het oordeel van de rechtbank
De medische beoordeling
7.1
De primaire verzekeringsarts heeft op 25 maart 2022, mede op basis van het dossier, ontvangen informatie, onderzoek ter spreekuur en hetgeen eiseres zelf heeft verteld, het volgende gerapporteerd. Eiseres is bekend met een turbulente levensgeschiedenis waarbij zij meerdere keren is onderzocht en er problematiek naar voren kwam, namelijk een lichte verstandelijke beperking, een borderline persoonlijkheidsstoornis en andere psychische klachten die zich uiten in de vorm van concentratieproblemen, angstaanvallen, huilbuien, anhedonie en prikkelbaarheid waar zij ook medicatie voor gebruikt. Hier heeft geen adequate behandeling voor plaatsgevonden, aldus de verzekeringsarts. De verzekeringsarts stelt dat eiseres met begeleiding en rekening houdend met haar beperkingen wel kan functioneren. Zodoende heeft zij arbeidsvermogen. Dit wordt bevestigd in het rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) De Vos van 20 september 2022. Voorts heeft verweerder gereageerd op de nadere informatie van eiseres en daarin geen aanleiding gezien het standpunt te wijzigen, zoals weergegeven onder 5.
7.2
De rechtbank ziet, nu er geen sprake is van nieuwe medische feiten of omstandigheden, geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen. Van enige onzorgvuldigheid is de rechtbank niet gebleken. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat bij eiseres wel sprake is van beperkingen, maar dat niet gesteld kan worden dat eiseres vanaf haar 18e levensjaar niet beschikt over arbeidsvermogen. Dat verweerder zich bij zijn oordeel heeft gebaseerd op het feit dat eiseres een korte periode heeft gewerkt, zoals eiseres stelt, is de rechtbank niet gebleken.
De arbeidskundige beoordeling
7.3
De arbeidsdeskundige heeft op 14 oktober 2019 gerapporteerd dat eiseres tijdens haar 18e levensjaar wel beperkingen had maar dat zij daarmee in staat wordt geacht ten minste 4 uur op een dag activiteiten te kunnen verrichten en één uur aaneengesloten te kunnen werken. Ook heeft de arbeidsdeskundige geoordeeld dat eiseres basale werknemersvaardigheden heeft en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren, in dit geval: honden uitlaten (code 0305). Het nakomen van afspraken met werkgevers zou een probleem kunnen zijn maar dit is te verhelpen met de inzet van een werkcoach.
Het oordeel van de arbeidsdeskundige is niet gewijzigd nu het oordeel van de verzekeringsarts b&b onveranderd is gebleven. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de rapportages van de verzekeringsartsen heeft de rechtbank geen reden om hier aan te twijfelen.

Conclusie en gevolgen

7.4
De rechtbank komt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Verweerder heeft terecht de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering afgewezen.
7.5
Nu het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van mr. S.R. Veili, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2565
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4831.