ECLI:NL:RBDHA:2024:10853
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 12 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel, opgelegd op 24 juni 2024, is onderwerp van discussie omdat eiser stelt dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. De minister van Asiel en Migratie heeft op 28 juni 2024 aangegeven dat er 75 dagen zijn verstreken zonder dat er beroep is ingesteld tegen de maatregel. Eiser heeft gereageerd op de voortgangsrapportage van de minister en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder, op 22 april 2024, al een uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring.
De rechtbank overweegt dat indien de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank concludeert dat er voldoende voortgang is in de uitzetting van eiser, aangezien er meerdere rappel- en vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden. Eiser's argument dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel, omdat zijn vader ernstig ziek is, wordt verworpen, omdat dit niet met medische documenten is onderbouwd. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.