In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarden van verschillende onroerende zaken, gelegen aan Lange Tiendeweg en andere adressen. Eiser, eigenaar van de woningen, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, die op 31 januari 2023 de WOZ-waarden voor het kalenderjaar 2022 had vastgesteld. De waarden waren vastgesteld op € 155.000, € 198.000, € 109.000, € 182.000 en € 307.000, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2021. Eiser betwistte deze waarden en stelde lagere waarden voor, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn waardebepaling voldoende had onderbouwd.
Tijdens de zitting op 23 mei 2024 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door twee medewerkers. De rechtbank heeft overwogen dat de waarde van een woning moet worden bepaald op basis van de waarde in het economische verkeer, vrij van huur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarden had bepaald met behulp van een vergelijkingsmethode, waarbij rekening was gehouden met de objectkenmerken van de woningen. De rechtbank concludeerde dat de vastgestelde waarden niet te hoog waren en dat het beroep van eiser ongegrond was, behalve voor het object aan Lange Tiendeweg, waarvan de waarde werd verlaagd naar € 213.000.
De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar voor het object aan Lange Tiendeweg vernietigd en de aanslagen onroerende-zaakbelastingen en watersysteemheffing verlaagd. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 50. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.