ECLI:NL:RBDHA:2024:10676
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvragen en niet-tijdige besluitvorming door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak hebben eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], op 15 maart 2024 afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die op 27 november 2022 zijn ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat er samenhang is tussen de zaken van de eiseressen, aangezien zij als gezinsleden gezamenlijk zijn ingereisd en gelijktijdig hun aanvragen hebben ingediend.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseressen hebben op 27 november 2022 hun asielaanvragen ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 27 mei 2023 eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze pas op 27 februari 2024 eindigde. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was, en concludeert dat de ingebrekestelling van 27 februari 2024 prematuur was, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiseressen tegen het uitblijven van een besluit op hun asielaanvraag niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.