Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 10 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Berg, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 13 mei 2023. De minister heeft geen verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De minister had uiterlijk op 11 november 2023 moeten beslissen, maar heeft dit nagelaten. Eiser heeft de minister op 26 januari 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 23 februari 2024 ingediend, wat tijdig is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt de minister een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen. Indien de minister niet binnen deze termijn beslist, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50 en het griffierecht van € 187. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.