ECLI:NL:RBDHA:2024:10558

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
NL23.907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met homoseksuele gerichtheid en problemen in Nigeria

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en de afwijzing van deze aanvraag. Eiser heeft op 7 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, die op 11 april 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 19 maart 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk. Eiser stelt dat hij homoseksueel is en vreest voor vervolging in Nigeria vanwege zijn geaardheid. Hij heeft ook financiële problemen door een lening van 10.000 euro die hij niet kan terugbetalen.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de homoseksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft summier en vaag verklaard over zijn ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn homoseksualiteit. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met het lage begripsniveau van eiser en dat de vragen die zijn gesteld adequaat waren. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk, omdat verweerder inmiddels een besluit heeft genomen. Het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van proceskosten aan de gemachtigde van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.907

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.S.H. Orsel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en het beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 7 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 11 april 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, G. Neng als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1990. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Bij terugkeer naar Nigeria vreest hij voor problemen. Ook is eiser bang voor [naam 1] omdat hij een lening van 10.000 euro niet heeft terugbetaald.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- homoseksuele gerichtheid en problemen vanwege homoseksualiteit;
- eiser heeft geld geleend voor zijn reis naar Europa.
De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser heeft verweerder geloofwaardig
gevonden. Verweerder heeft daarentegen de homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig
gevonden. Hierbij is volgens verweerder onder meer van belang dat eiser vaag en summier heeft verklaard over het ontdekken van zijn geaardheid, zijn seksuele ervaringen, het moment waarop hij zich realiseerde dat hij homoseksueel is en de gevoelens die daarbij kwamen kijken. Ook heeft eiser oppervlakkige verklaringen afgelegd over de twee relaties die hij stelt te hebben gehad. Verder blijkt niet dat eiser kennis heeft van de situatie voor homoseksuelen in Nederland en Nigeria. Dat eiser geld heeft geleend voor zijn reis naar Europa heeft verweerder ook ongeloofwaardig gevonden, omdat eiser hier vage, summiere en wisselende verklaringen over heeft afgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert allereerst aan dat verweerder niet voldoende inzichtelijk zijn referentiekader heeft betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder heeft op specifieke punten onvoldoende doorgevraagd dan wel onvoldoende rekening gehouden met zijn begripsniveau. In dit kader verwijst eiser naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 26 april 2023. [2] Verder vindt eiser dat verweerder bij de beoordeling van zijn verklaringen had moeten betrekken dat de problemen die hij heeft ondervonden dateren van 2011. Ten tweede voert eiser aan dat hij niet summier en vaag heeft verklaard. Verweerder is van één moment van bewustwording uitgegaan. Dit is in strijd met het beleid van verweerder. Eiser vindt dan hij over zijn relaties met [naam 2] en [naam 3] afdoende heeft verklaard. Ook had verweerder eiser niet mogen tegenwerpen dat hij weinig contacten heeft opgebouwd in Nederland. Zijn begripsniveau is laag en hij kan zich moeilijk uiten. Over zijn ontsnapping heeft eiser wel degelijk gedetailleerd verklaard. Tot slot heeft verweerder de verklaring over het contract van de geldlening onterecht ongeloofwaardig geacht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag
5. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn op 7 september 2022 is verstreken en dat eiser verweerder bij brief van 27 december 2022 heeft medegedeeld dat verweerder in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiser op 11 januari 2023 beroep heeft ingesteld.
5.1
De rechtbank stelt verder vast dat verweerder bij het besluit van 11 april 2023 alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist. Volgens vaste rechtspraak betekent dit dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. [3] De rechtbank verklaart het beroep voor zover dat gericht is tegen het niet tijdig beslissen daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5.2
Aangezien de wettelijke beslistermijn is overschreden en verweerder pas na overschrijding van deze termijn een besluit heeft genomen, veroordeelt de rechtbank verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5). [4] De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden.
Het beroep tegen het alsnog genomen besluit
6. Verweerder is met het bestreden besluit niet volledig tegemoetgekomen aan het beroep van eiser [5] . Eiser heeft expliciet laten weten dat hij het niet eens is met het alsnog genomen besluit, omdat zijn asielaanvraag is afgewezen. De rechtbank zal hierna ingaan op wat eiser heeft aangevoerd over de afwijzing van zijn asielaanvraag.
Zorgvuldigheid beoordeling
7.1
Bij de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief
wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI 2019/17 [6] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder conform WI 2019/17 gehandeld. De rechtbank overweegt hierbij als volgt. In het advies van Medifirst van 21 april 2022 staat dat eiser vertraagd reageert op gestelde vragen en wordt geadviseerd om de vragen simpel te stellen, uit te leggen wat er bedoeld wordt en de tijd te nemen om eiser te laten vertellen. Ook heeft eiser aangegeven dat hij niet in staat is om data te benoemen en dat hij niet kan lezen en schrijven. In het aanmeldgehoor heeft eiser aangegeven dat hij scholing heeft gehad tot en met de vierde klas van de middelbare school. [7] Anders dan eiser stelt, heeft verweerder eiser zorgvuldig gehoord en met het voorgaande rekening gehouden bij de vraagstelling. Dat niet voldoende zou zijn doorgevraagd en eiser daardoor niet in staat was om zijn authentieke verhaal te vertellen, volgt de rechtbank niet. Uit het gehoor blijkt namelijk dat wanneer eiser aangeeft dat hij het niet begrijpt, verweerder de vraag verduidelijkt en controleert of eiser de vraag begrijpt. [8] Ook is eiser in het aanvullend gehoor opnieuw in de gelegenheid gesteld om zijn verhaal toe te lichten. [9]
7.2
Verder is de rechtbank van oordeel dat los van het feit dat eiser niet concreet heeft gemaakt wat verweerder niet goed heeft gedaan bij de beoordeling, verweerder bij de beoordeling voldoende rekening heeft gehouden met het begripsniveau van eiser. In dit kader heeft verweerder terecht gesteld dat er gelet op het medisch advies van eiser mag worden verwacht dat hij eenduidig kan verklaren over bijvoorbeeld het plaatsvinden van bepaalde gebeurtenissen, maar dat niet van hem wordt verwacht dat hij concreet een datum kan benoemen. Eiser heeft na de acceptatie van zijn geaardheid nog geruime tijd in Nigeria verbleven waardoor van hem ook verwacht mag worden dat hij inzicht kan geven in hoe het voor hem in Nigeria was. Verweerder heeft ook van eiser kunnen verwachten dat hij inzicht kan verschaffen in het ontstaan en het verloop van zijn relatie met [naam 2] , en ook dat hij kan verklaren over de overwegingen die hij heeft gemaakt ten aanzien van het aangaan van deze relatie en het uiten van zijn geaardheid. Eiser heeft door zijn relatie met [naam 2] namelijk zijn geaardheid geaccepteerd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder duidelijk gemotiveerd waar de lat ligt, ondanks het lage begripsniveau van eiser.
7.3
Dat verweerder in het referentiekader niet specifiek heeft opgenomen dat eiser op jonge leeftijd bewust werd van zijn geaardheid en dat het seksuele misbruik niet is genoemd, maakt niet dat dit niet in de beoordeling is betrokken. Uit het bestreden besluit blijkt namelijk dat verweerder de verklaringen van eiser hierover wel heeft betrokken. [10] Een beroep op voormelde uitspraak van de Afdeling van 26 april 2023 slaagt dan ook niet. Eiser heeft gesteld dat de problemen die hij heeft ondervonden dateren van 2011 en daarvoor, maar niet valt in te zien waarom dit de beoordeling van zijn verklaringen over zijn geaardheid anders zou maken.
Homoseksualiteit
8.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte eisers gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig vindt. Hierbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser vaag en summier heeft verklaard over het moment en de manier waarop hij ontdekte dat hij gevoelens had voor jongens. Zo verklaart eiser summier ten aanzien van het eerste moment van bewustwording. Zo kan eiser weinig vertellen over zijn dromen waarin hij seks had met mannen en hoe het voor hem was om deze gevoelens voor mannen, die niet zijn toegestaan in Nigeria, te hebben. Verder heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser wisselend verklaart over het tweede moment waarop hij zich realiseerde dat hij op mannen viel. Eiser verklaart eerst dat hij zijn geaardheid heeft geaccepteerd door [naam 2] , nadat hij viermaal gedwongen seksueel contact met hem had gehad. Later verklaart eiser dat hij dit na de tweede keer voelde, een andere keer dat dit pas na de derde keer is en weer een andere keer dat het al na de eerste keer is. [11] Verweerder heeft van eiser mogen verwachten dat eiser ondanks zijn leeftijd op dat moment, wel eenduidige verklaringen kan afleggen over het moment dat hij zich er voor het eerst van bewust werd dat hij gevoelens had voor een jongen. Eiser heeft ook niet inzichtelijk kunnen maken wanneer dit moment was en wat het persoonlijk voor hem betekende. Verweerder heeft niet ten onrechte van eiser mogen verwachten dat eiser inzichtelijk maakt wat deze gevoelens met hem deden in een samenleving die dit niet accepteert en waarin hij deze gevoelens dus ook niet kon uiten. Over het moment van bewustwording heeft verweerder ter zitting uitgelegd dat bij de beoordeling in principe niet van één moment wordt uitgegaan. In dit geval heeft eiser echter zelf verklaard over het moment waarop hij zich bewust is geworden van zijn homoseksuele gevoelens, namelijk door zijn contact met [naam 2] . De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat hij in dat geval van eiser mag verwachten dat hij daar eenduidig over kan verklaren.
8.2.
Verder heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoende heeft verklaard over [naam 2] . Verweerder heeft hierbij mogen betrekken dat eiser meerdere keren is gevraagd toe te lichten wat hij leuk vond aan [naam 2] en dat eiser hierbij enkel algemene kenmerken heeft genoemd, namelijk dat [naam 2] een aantrekkelijke jongen was, aardig was en cadeautjes kocht voor eiser. Verder weet hij niet veel over hem te vertellen. [12] In het aanvullende gehoor is eiser nogmaals bevraagd over wat hij aantrekkelijk vond aan [naam 2] , waarop eiser verklaart dat hij zich netjes kleedde. Eiser kan dit vervolgens niet verder uitleggen of toelichten. [13] Uit beide gehoren blijkt dat verweerder eiser op meerdere manieren de kans heeft gegeven om hierover meer te vertellen, maar dat eiser heeft nagelaten hier inzicht in te geven. De stelling van eiser dat hij [naam 2] minder vaak zag na de verhuizing en in feite dus minder dan twee jaar met hem samen is geweest, neemt niet weg dat eiser niet veel over [naam 2] kan vertellen en ook niet goed kan uitleggen waarom hij hem leuk vond, terwijl verweerder dit wel van hem heeft kunnen verwachten.
8.3.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser over [naam 3] niet blijkt dat tussen hen sprake was van een liefdesrelatie. Eiser verklaart hier namelijk zelf over dat [naam 3] een aardige jongen was die hem in een moeilijke tijd heeft geholpen in Libië. Ook zou hij iets met tegels doen, maar eiser kan verder niets persoonlijks over hem vertellen.
8.4.
De stelling van eiser dat hij weinig contacten in Nederland heeft opgebouwd, omdat hij zich niet durft te uiten, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat niet valt in te zien waarom eiser op geen enkele manier heeft geprobeerd om contacten te zoeken of informatie te vragen bij bijvoorbeeld zijn gemachtigde. Dat eiser moeite heeft met lezen en zijn begripsniveau laag is, maakt niet dat dat niet mogelijk is.
Geldlening
9.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser dat hij 10.000 euro moet terugbetalen aan [naam 1] niet geloofwaardig is. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser vaag en summier heeft verklaard over de gestelde geldlening. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt onder welke omstandigheden en tegen welke voorwaarden deze geldlening zou zijn verstrekt. Daarbij is van belang dat uit de verklaringen van eiser is gebleken dat de afspraak tussen [naam 4] en zijn zus is vastgelegd door een advocaat. Ook heeft eiser verklaard dat hij aanwezig was bij het maken van de afspraak en dat hij zijn handtekening heeft gezet. Daarom valt niet in te zien waarom hij niet meer kan verklaren dan hij heeft gedaan. Dat eiser niet wist dat het geldbedrag in een andere munteenheid was, maakt niet dat hij niet over andere voorwaarden in het contract heeft kunnen verklaren. Ook valt niet in te zien waarom de aanwezige advocaat, zijn zus dan wel [naam 4] hem niet hebben geïnformeerd over de inhoud van het document.
9.2.
Eisers verklaringen over zijn ontsnapping uit de gevangenis, nadat hij was opgepakt omdat hij met [naam 2] stond te zoenen, heeft verweerder bevreemdend kunnen vinden. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat sprake is van een hoge mate van allerlei toevalligheden die elkaar opvolgen. Eiser heeft niet duidelijk kunnen verklaren over het gat waaruit hij stelt ontsnapt te zijn. Verweerder heeft eiser kunnen tegenwerpen dat hij wisselend heeft verklaard over dit gat en de wijze waarop hij is ontsnapt. Zo heeft hij eerst verklaard dat het gat tijdens zijn verblijf is gegraven, terwijl hij later verklaart dat het gat er al was toen hij in zijn cel kwam. De enkele stelling van eiser dat zijn verklaringen wel gedetailleerd zijn, maakt het voorgaande niet anders. Nu eiser in beroep niet heeft geconcretiseerd waarom de motivering van het bestreden besluit op dit punt ontoereikend is, kan de enkele verwijzing naar de zienswijze geen stand houden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag is niet-ontvankelijk.
11. Het beroep voor zover dat is gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de asielaanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen.
12. Zoals hiervoor onder 5.2 is overwogen, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan de gemachtigde van eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 4 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3348).
4.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5.Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
6.Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.
7.Zie aanmeldgehoor, p. 6.
8.Zie bijvoorbeeld pagina 7, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 26, 30 en 31 van het nader gehoor.
9.Zie verslag aanvullend gehoor pagina 3, 4 en 5.
10.Zie p. 3 van het voornemen.
11.Nader gehoor, p. 21 en 22.
12.Verslag nader gehoor, p. 22-25.
13.Verslag aanvullend gehoor, p. 3-6.