ECLI:NL:RBDHA:2024:10475

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
NL24.18175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het terugkeerbesluit en inreisverbod van een Servische asielzoeker

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Servische asielzoeker, tegen het terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 13 april 2024 asiel aangevraagd, maar trok deze aanvraag op 25 april 2024 in. De staatssecretaris legde hem vervolgens een terugkeerbesluit op, met een inreisverbod voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft op 30 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht het terugkeerbesluit en het inreisverbod heeft opgelegd. Eiser had geen geldig reisdocument en is Nederland op illegale wijze binnengekomen. De rechtbank oordeelt dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat eiser een risico vormt om onder te duiken. Eiser betoogde dat hij recht had op een vertrektermijn, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris dit terecht heeft onthouden. Eiser had ook geen recht op een korter inreisverbod, aangezien hij illegaal het land is binnengekomen en zijn asielaanvraag heeft ingetrokken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.18175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. A.N. Lammers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 25 april 2024, waarin de staatssecretaris hem heeft meegedeeld dat hij het grondgebied van de EU, de EER en Zwitserland onmiddellijk moet verlaten (het terugkeerbesluit) en hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar heeft opgelegd. [1]
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [2] , op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod mocht opleggen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging aan het besluit vooraf?
3. Eiser heeft de Servische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997. Hij is op enig moment Nederland binnengereisd en heeft op 13 april 2024 asiel gevraagd. Op 25 april 2024 heeft hij deze aanvraag ingetrokken, naar eigen zeggen omdat hij zijn verblijf in de gesloten asielopvang in Budel niet volhield. Vervolgens heeft de staatssecretaris het terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd.
Heeft eiser procesbelang bij de beoordeling van het terugkeerbesluit en het inreisverbod?
4. Op 22 mei 2024 heeft de staatssecretaris de rechtbank laten weten dat eiser volgens hem op 14 mei 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank beoordeelt daarom of eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit en het inreisverbod. Bij bericht van 28 mei 2024 heeft de gemachtigde aangegeven dat er nog contact is met eiser. Eiser zou op 30 mei 2024 vertrekken naar Servië. Hierna wenst eiser uit te reizen naar Duitsland, waar hij voorheen werkzaam is geweest. De rechtbank is van oordeel dat op basis van die omstandigheden geconcludeerd kan worden dat eiser belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit en het inreisverbod. [3]
Mocht de staatssecretaris een vertrektermijn onthouden bij het opleggen van een terugkeerbesluit?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden bij het opleggen van een terugkeerbesluit, omdat hij een geldig identiteitsdocument heeft overgelegd. De gemachtigde van eiser heeft op zitting betoogd dat eiser zijn asielaanvraag heeft ingetrokken en geen strafbare feiten heeft gepleegd, waardoor de staatssecretaris geen aanleiding had hoeven zien om een vertrektermijn aan eiser te onthouden.
5.1.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat aan eiser een terugkeerbesluit mocht worden uitgevaardigd, omdat er een risico bestaat dat hij zal onderduiken. [4] De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) als zware grond vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan.
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meerdere andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb 2000 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
5.2.
Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de zware grond 3a zich voordoet. Eiser is Nederland namelijk zonder in het bezit te zijn van een geldig reisdocument (paspoort dan wel visum), en daarmee niet op voorgeschreven wijze, ingereisd. [5] Een rijbewijs en een Servische identiteitskaart geven eiser geen recht om Nederland in te reizen. Bovendien heeft eiser verklaard niet over een paspoort te beschikken, omdat deze is ingenomen door smokkelaars. [6] Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris de lichte gronden voldoende heeft gemotiveerd, omdat deze feitelijk juist zijn en hieruit blijkt dat een risico bestaat dat eiser zal onderduiken en zich aan toezicht zal onttrekken. Zo beschikt eiser niet over voldoende middelen van bestaan, waardoor hij zijn uitreis waarschijnlijk niet zal kunnen bekostigen en niet uit eigen beweging zal vertrekken. Om deze redenen mocht de staatssecretaris aan eiser een terugkeerbesluit uitvaardigen en een vertrektermijn onthouden. [7] Dat eiser zijn asielaanvraag (nog binnen de vrije termijn die Serviërs in Nederland mogen verblijven) heeft ingetrokken en geen strafbare feiten heeft gepleegd, maakt niet dat de staatssecretaris aanleiding had hoeven zien om een vertrektermijn aan eiser te gunnen. Daarbij heeft de staatssecretaris terecht opgemerkt dat die vrije termijn alleen geldt voor Serviërs die met een paspoort inreizen en sowieso vervalt op het moment dat iemand een asielaanvraag indient.
Mocht de staatssecretaris een inreisverbod opleggen voor de duur van twee jaar?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris van het opleggen van het inreisverbod had moeten afzien of anders op zijn minst de duur van het inreisverbod had moeten verkorten naar één jaar. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom een geldigheidsduur van twee jaar volgens de staatssecretaris passend is. De staatssecretaris heeft hierbij niet betrokken dat eiser kort na zijn asielaanvraag de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) heeft benaderd om zijn terugkeer te realiseren, waarop hij zijn asielaanvraag binnen de vrije termijn heeft ingetrokken. Gelet hierop had de staatssecretaris in zijn geval een inreisverbod voor de duur van één jaar moeten opleggen. [8]
6.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat aan eiser een inreisverbod mocht worden opgelegd voor de duur van twee jaar. Het betoog van eiser dat hij zijn asielaanvraag binnen een korte periode heeft ingetrokken, bereid is om terug te keren en geen strafbare feiten heeft gepleegd, laat onverlet dat hij op illegale wijze is binnengekomen wegens het ontbreken van een geldig reisdocument en een asielaanvraag heeft ingediend terwijl hij kennelijk ook zelf van mening was dat hij geen recht op asiel heeft.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft het terugkeerbesluit en het inreisverbod terecht opgelegd. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 62a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zaak NL24.18176
3.Dit volgt ook uit ABRvS 21 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1178 en ABRvS 23 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:584.
4.Artikel 62c, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 jo artikel 5.1b van het Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Artikel 6 van de Schengengrenscode.
6.Proces-verbaal van verhoor, p. 3.
7.Artikel 62, tweede lid, van de Vreemdelingenwet.
8.Eiser wijst ter onderbouwing op artikel 66a, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000, artikel 3.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en paragraaf A4/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000.