ECLI:NL:RBDHA:2024:10471
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag van een Algerijnse vreemdeling
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Algerijnse nationaliteit en geboren in 1993, heeft op 18 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 2 mei 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 behandeld, maar zowel eiser als zijn gemachtigde zijn niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit blijkt uit het feit dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft op 11 juni 2024 aan de rechtbank laten weten dat hij geen contact kan krijgen met eiser en dat eiser zich na zijn vrijlating uit de vreemdelingenbewaring op 3 juni 2024 niet heeft gemeld voor opvang in Ter Apel.
De rechtbank stelt vast dat na een melding van vertrek met onbekende bestemming, de vooronderstelling geldt dat een vreemdeling niet langer prijs stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser heeft niet aangetoond dat deze vooronderstelling onjuist is, waardoor de rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe.