ECLI:NL:RBDHA:2024:10471

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
8 juli 2024
Zaaknummer
NL24.20214
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag van een Algerijnse vreemdeling

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Algerijnse nationaliteit en geboren in 1993, heeft op 18 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 2 mei 2024 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 behandeld, maar zowel eiser als zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit blijkt uit het feit dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en geen contact meer heeft met zijn gemachtigde. De gemachtigde heeft op 11 juni 2024 aan de rechtbank laten weten dat hij geen contact kan krijgen met eiser en dat eiser zich na zijn vrijlating uit de vreemdelingenbewaring op 3 juni 2024 niet heeft gemeld voor opvang in Ter Apel.

De rechtbank stelt vast dat na een melding van vertrek met onbekende bestemming, de vooronderstelling geldt dat een vreemdeling niet langer prijs stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser heeft niet aangetoond dat deze vooronderstelling onjuist is, waardoor de rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk en kent geen proceskostenvergoeding toe.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.20214

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.B. Kleerekooper),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser is van Algerijnse nationaliteit en geboren op [geboortedatum] 1993. Hij heeft op 18 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 2 mei 2024 afgewezen als ongegrond (bestreden besluit).
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. De gemachtigde van eiser is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen op de zitting. Ook eiser is niet op de zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is niet-ontvankelijk, omdat eiser geen procesbelang meer heeft bij de inhoudelijke behandeling van zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Heeft eiser nog procesbelang bij de beoordeling van zijn beroep?
3. Op 11 juni 2024 heeft de gemachtigde van eiser aan de rechtbank laten weten dat hij geen contact meer kan krijgen met eiser. Ook heeft de gemachtigde van eiser van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) vernomen dat eiser zich (na zijn vrijlating uit de vreemdelingenbewaring op 3 juni 2024) niet in Ter Apel heeft gemeld voor opvang.
4. Op de zitting heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat hij met onbekende bestemming is vertrokken. De staatssecretaris heeft naar aanleiding van het bericht van de gemachtigde van eiser op 12 juni 2024 navraag gedaan bij het COa. Hieruit is gebleken dat eiser zich na zijn vrijlating, niet heeft gemeld in Ter Apel voor opvang.
5. De rechtbank overweegt dat na een melding van vertrek met onbekende bestemming, waarvan in de onderhavige zaak sprake is, de vooronderstelling geldt dat een vreemdeling niet langer prijs stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep door de rechtbank. Het ligt dan op de weg van de vreemdeling om aannemelijk te maken dat deze vooronderstelling onjuist is en daarmee dat er nog sprake is van procesbelang. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de vreemdeling zijn procesbelang aannemelijk kan maken door te laten weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en dat gemachtigde met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
6. Omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en ook geen contact meer heeft met zijn gemachtigde, neemt de rechtbank – in lijn met de Afdelingsjurisprudentie – aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. Daarmee heeft eiser geen procesbelang. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E. Brokke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579 en de uitspraak van 10 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:722.