ECLI:NL:RBDHA:2024:10376

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
NL24.19237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Portugal onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 juli 2024, wordt het beroep van twee Afghaanse eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Asiel en Migratie heeft de aanvragen op 1 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die een uitzondering op de Dublinverordening rechtvaardigen. Eisers voerden aan dat de overdracht naar Portugal onevenredig hard zou zijn, vooral gezien de emotionele steun die zij van elkaar nodig hebben. De rechtbank oordeelt echter dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de overdracht aan Portugal niet onredelijk is, en dat de bestaande gezinsbanden niet voldoende zijn om de aanvraag aan zich te trekken.

De rechtbank wijst erop dat de Dublinverordening duidelijke regels bevat over de verantwoordelijkheid van lidstaten voor asielaanvragen en dat het enkele bestaan van een gezinsband niet automatisch leidt tot een uitzondering op deze regels. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris om de aanvragen niet in behandeling te nemen. Eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19237

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] en [naam 2],

V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2],
van Afghaanse nationaliteit,
eisers,
mede namens hun minderjarige kind
[naam 3]
(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. P. Zijlstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 1 mei 2024 niet in behandeling genomen omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvragen.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Portugal een verzoek om overname gedaan. Portugal heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eisers voeren aan dat overdracht aan Portugal in hun geval onevenredig hard is. Zij doen een beroep op artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening. Een visum voor Portugal was hun enige mogelijkheid om het land van herkomst te ontvluchten naar Europa. De zus van eiseres is in Nederland woonachtig. Er wordt door de minister niet op afdoende wijze in gegaan op de brief van 19 februari 2024 van de zus van eiseres waarin door de zus wordt beschreven welke impact het afgesneden zijn van familie had op haar gezondheidssituatie en hoe haar situatie is verbeterd nu zij weer met haar zus is herenigd. De minister heeft de omstandigheden die tot de scheiding van de zussen heeft geleid, namelijk een vlucht vanwege de situatie in Afghanistan, niet voldoende meegewogen. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom emotionele steun geen grond kan zijn om af te zien van overdracht aan Portugal. In korte tijd zijn eisers ingeburgerd. Eiser is een gewaardeerde scheidsrechter bij [plaats] en kan na het behalen van een KNVB certificaat op hoog niveau fluiten. Eiser zet zich in als voetbaltrainer en werkt als fietsmonteur. Hun zoontje kan opgroeien met zijn familie in Nederland, hij gaat hier naar school en heeft het naar zijn zin. Een regulier verblijfsrecht is voor twee meerderjarigen zussen onmogelijk. Dat eisers en hun familieleden elkaar kunnen bezoeken in Portugal doet niet af aan het gevoel dat zij van elkaar gescheiden worden. Daarnaast heeft de minister de omstandigheden die tot de scheiding geleid onvoldoende meegewogen. Het gaat hier om familieleden die allen op de vlucht zijn (geweest) voor geweld in het land van herkomst, die als ontheemden steun willen zoeken bij elkaar, die niet weer opnieuw van elkaar gescheiden willen worden en daarom graag bij elkaar in de buurt willen kunnen zijn.
6. De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat hij conform zijn beleid alleen in zeer uitzonderlijke gevallen de behandeling van een asielvaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich trekt. De minister ziet in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen individuele bijzondere omstandigheid die er toe leidt dat bij overdracht naar Portugal sprake is van onevenredige hardheid. De staatssecretaris verwijst naar de voornemens en de bestreden besluiten waarin hij is ingegaan op - onder meer - de omstandigheden van eiseres en de zus van eiseres. Op geen enkele wijze is gebleken dat tussen eiseres en haar zus in Nederland sprake is van afhankelijkheid of dat eiseres niet in staat is zich zonder haar zus in Portugal staande te houden. De zus van eiseres woont al twintig jaar in Nederland zonder eiseres. Verder is de zus van eiseres Nederlander en kan vrij reizen en het is niet uitgesloten zij eiseres in Portugal kan bezoeken. Niet is gebleken dat eiseres en haar zus elkaar geen steun kunnen bieden wanneer eiseres in Portugal verblijft. Daargelaten dat geen sprake is van een gezinslid, is het bestaan van een gezinsband ook geen reden om de aanvraag aan zich te trekken. De Dublinverordening bevat in de artikelen 8, 9, 10, 11 en 16 de waarborgen voor gezins- en familieleden. De minister leidt uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 25 augustus 2016 [2] , af dat het bestaan van een gezinsband ook geen reden hoeft te zijn de aanvraag aan zich te trekken. De staatssecretaris leidt uit de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2020 [3] af dat het enkele bestaan van een gezinsband onvoldoende aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening en dat de Dublinverordening niet is bedoeld voor gezinshereniging. Daarbij wordt opgemerkt dat het gegeven dat er tijdens de asielprocedure banden worden ontwikkeld, niet afdoen aan de verantwoordelijkheid van Portugal. Verder heeft de minister in aanmerking genomen dat eisers ongeveer zeven maanden in Nederland verblijven. Volgens de minister is niet gebleken dat de gestelde binding met Nederland zodanig sterk is dat het belang van eisers zich verzet tegen een overdracht aan Portugal of dat een overdracht aan Portugal onevenredig hard is.
7. Ter zitting hebben eisers bevestigd dat het beroep alleen over de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening gaat. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening kan elke lidstaat, in afwijking van artikel 3, eerste lid, besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in de Dublinverordening neergelegde criteria niet verplicht.
Paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 vermeldt, voor zover hier van belang, dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening, als Nederland daartoe op grond van in de verordening neergelegde criteria niet is verplicht. De IND gebruikt de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen in ieder geval in de situatie dat bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan moet worden afgezien van overdracht aan Portugal. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is het enkele bestaan van een gezinsband onvoldoende aanleiding om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De zus van eiseres is al 20 jaar in Nederland. Eiseres heeft zich al die tijd zelfstandig - al dan niet met steun van haar man en overige familie - gered. Er is niet gebleken dat eiseres en haar zus niet zonder elkaar kunnen functioneren. Daarbij komt dat het niet onmogelijk is dat de zus van eiseres naar Portugal reist voor een bezoek aan haar zus. Ook kunnen eiseres en haar zus elkaar vanuit Nederland ondersteunen. Dat het eisers, hun zoon en de familie in Nederland zwaar valt weer van elkaar gescheiden te zijn is alleszins begrijpelijk maar daarin heeft de minister geen aanleiding hoeven zien voor een ander standpunt. Tenslotte heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat in de werkzaamheden van eiser in Nederland niet maken dat sprake is van een zo sterke band met Nederland dat om die reden van overdracht aan Portugal moet worden afgezien.
9. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.