ECLI:NL:RBDHA:2024:10375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor meerdere personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze zaak, geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft zijn aanvraag op 21 januari 2023 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 21 juli 2023 een besluit had moeten nemen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiser verweerder op 25 januari 2024 in gebreke gesteld en op 28 maart 2024 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank draagt verweerder op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De proceskosten van eiser worden vastgesteld op € 437,50, en het door eiser betaalde griffierecht van € 187 moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 2 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt.