In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis en artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eisers rechtsgeldig verweerder in gebreke hebben gesteld. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en het onderzoek gesloten.
De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt verweerder op om de proceskosten van eisers te vergoeden, tot een bedrag van € 437,50, en het griffierecht van € 187,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 12 juni 2024. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder af om de behandeling van het beroep aan te houden, omdat dit de prikkel om voortvarend te beslissen zou wegnemen.