1.2Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (UJD) van 9 oktober 2019 blijkt dat eiser op 26 oktober 2011 is veroordeeld tot 50 uren werkstraf subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis voor huiselijk geweld tegen zijn levensgezel, gepleegd op 3 januari 2011. Ook is hij op 13 december 2013 veroordeeld tot 60 uren werkstraf subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis voor hennepteelt, gepleegd op 8 november 2011. Op 20 december 2013 is eiser veroordeeld tot 40 uren werkstraf subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis voor diefstallen gepleegd op 6 juli 2013, 12 juli 2013 en 19 november 2012. Verder is hij op 1 juni 2016 veroordeeld tot 28 uren taakstraf subsidiair 12 dagen vervangende hechtenis voor rijden onder invloed en rijden zonder rijbewijs, gepleegd op 2 augustus 2011 en 15 maart 2015. Tot slot is eiser op 27 februari 2017 veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor seksueel misbruik van kinderen gepleegd in de periode 1 maart 2015 tot 1 augustus 2016 en het wederrechtelijk binnendringen van een woning, gepleegd op 11 februari 2016.
1.3.1De minister heeft in het voornemen van 18 oktober 2019 dat deel uitmaakt van het bestreden besluit aangegeven dat de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd op grond van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 kan worden ingetrokken indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie of meer jaren is bedreigd. Omdat eiser is veroordeeld voor drie of meer relevante misdrijven, is de veelplegersregeling van artikel 3.86, vijfde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) van toepassing. Eiser heeft de norm van twaalf maanden gevangenisstraf overschreden. Het voornemen bestaat de verblijfsvergunning in te trekken met terugwerkende kracht tot 1 maart 2015. Dit is de pleegdatum van het delict waarmee wordt voldaan aan de norm van artikel 3.86 van het Vb 2000.
1.3.2Hoewel het voornemen bestaat de aan eiser verleende verblijfsvergunning asiel in te trekken, zal hij niet worden uitgezet, omdat dit in strijd is met het beginsel van non- refoulement uit artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
1.3.3De minister heeft verder aan eiser een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een zwaar inreisverbod voor tien jaar opgelegd. Hij heeft gewezen op het arrest van het Hof van Justitie van 11 juni 2015, Z.Zh en I.O. (ECLI:EU:C:2015:337) en de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 20 november 2015 (ECLI:N:RVS:2015:3579) en 2 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1550). De minister heeft aan de hand van de aard en ernst van de strafbare feiten en het tijdsverloop sinds het plegen daarvan geoordeeld dat sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Zo heeft de minister gewezen op de omstandigheid dat eiser is veroordeeld tot een aanzienlijke gevangenisstraf vanwege een ernstig zedenmisdrijf. Over de persoon van eiser en zijn gedragingen is bekend dat hij geen inzicht heeft in het strafwaardige van zijn handelen. Er is een proeftijd van vijf jaar opgelegd omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat eiser wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit het dossier van de rechtbank is gebleken dat eiser steeds relaties aangaat met minderjarige meisjes. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan het niet evenredig zou zijn om hem de vertrektermijn te onthouden dan wel een inreisverbod voor een kortere duur dan tien jaar op te leggen. 1.3.4Ten aanzien van artikel 8 van het EVRM heeft de minister in het voornemen aangegeven dat onbekend is of eiser in Nederland familie- en/of gezinsleven uitoefent. Ten aanzien van privéleven heeft de minister aangegeven dat eiser op 15-jarige leeftijd naar Nederland is gekomen, dat hij in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel en dat hij ruim zeventien jaar in Nederland verblijft. Aangenomen wordt dat eiser in deze periode in en met Nederland banden is aangegaan en dat er aldus sprake is van een in Nederland opgebouwd privéleven. Omdat eiser een inreisverbod wordt opgelegd, wordt hem de mogelijkheid ontnomen om Nederland voor korte tijd te bezoeken. Er is daarom sprake van inmenging in het recht op privéleven. Deze inmenging is volgens de minister gerechtvaardigd in het belang van de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten.
1.3.5Eiser heeft op 2 december 2019 een zienswijze ingediend.
1.3.6In het aanvullende voornemen van 10 februari 2020 heeft de minister getoetst aan artikel 3.6b, aanhef en onder c, van het Vb 2000. Daarin is bepaald dat een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ambtshalve wordt verleend aan de vreemdeling wiens uitzetting in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM.
1.3.7Eiser heeft op 19 maart 2020 opnieuw een zienswijze ingediend.
1.3.8Eiser is op 16 november 2020 gehoord en op 26 november 2020 heeft hij correcties en aanvullingen ingediend.
1.3.9In een brief van 16 maart 2022 heeft de minister aangegeven dat geen aanleiding bestaat om eiser opnieuw te horen, omdat er al een intrekkingsgehoor heeft plaatsgevonden. Verder staat in de brief dat uit het meest recente UJD blijkt dat op 5 februari 2021 de voorwaardelijke straf van tien maanden volledig ten uitvoer is gelegd. Eiser is in de gelegenheid gesteld een aantal vragen te beantwoorden.
1.3.10Eiser heeft op 13 april 2022 gereageerd en aangegeven dat het lastig is om informatie te verkrijgen. Daarom, en gelet op het tijdsverloop sinds het gehoor op 16 november 2020, pleit hij voor het houden van een hoorzitting.
1.3.11De minister heeft op 21 april 2022 aan eiser laten weten dat een rapport van de reclassering door de casemanager van eiser in de Penitentiaire Inrichting (PI) aan de minister beschikbaar is gesteld. Ook heeft de minister de rapportage van Pro Justitia van 2 december 2016 gekregen. Hij heeft aangegeven dat de casemanager van eiser op 20 april 2022 heeft laten weten dat eiser het in de inrichting wel redelijk doet. Hij zit in het plusprogramma, maar dit komt mede omdat hij hele dagen werkt. Hij is in zijn verhaal erg warrig, springt van de hak op de tak en je vraagt je dan soms af of hij het allemaal goed begrijpt, aldus de casemanager. Eiser is in de gelegenheid gesteld op het voorgaande te reageren. Er bestaat geen aanleiding om hem opnieuw te horen, aldus de minister.
1.4.1In het bestreden besluit van 26 juli 2022 is de minister ingegaan op de door eiser ingediende zienswijzen. Ten aanzien van de stelling van eiser dat er niet langer gesproken kan worden van een daadwerkelijk en actueel gevaar voor de openbare orde heeft de minister aangegeven dat uit het UJD van 22 juli 2022 blijkt dat de politierechter op 5 februari 2021 de volledige tenuitvoerlegging heeft bevolen van de voorwaardelijke straf van tien maanden. Ook is gebleken dat eiser sinds 14 oktober 2021 in de PI verblijft vanwege de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
1.4.2Eiser is gevraagd om aan de minister uit te leggen waarom de voorwaardelijke straf volledig ten uitvoer is gelegd. Ook is hij in de gelegenheid gesteld om op het rapport van de reclassering en Pro Justitia te reageren. Hij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
1.4.3Uit het rapport van de reclassering blijkt dat eiser zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. Zo heeft hij zich niet aan de meldplicht en aan het drugs- en alcoholverbod gehouden. Daarnaast heeft hij zich aan het toezicht onttrokken. Dit was voor de reclassering de aanleiding om de politierechter te verzoeken om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen. De stelling van eiser dat hij zich goed gedraagt en dat het risico op herhaling laag is, volgt de minister dan ook niet. Hij vindt dat eiser nog steeds een actueel en werkelijk gevaar voor de openbare orde vormt.
1.4.4Wat betreft artikel 8 van het EVRM heeft de minister aangegeven dat eiser geen duurzame relatie heeft met de partner, dat hij wel familieleven heeft met zijn dochter en dat eiser privéleven heeft. De minister heeft aan de hand van de ‘guiding principles’ gemotiveerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt. Volgens de minister is de inmenging, die het besluit betekent voor eisers familie- en privéleven, daarom gerechtvaardigd.
1.4.5Tot slot heeft de minister gemotiveerd aangegeven dat het besluit niet onevenredig is.