ECLI:NL:RBDHA:2024:10216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL24.1750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens in het vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens, waarbij de staatssecretaris het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank oordeelt dat de kennisgeving geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet zelfstandig gericht is op enig rechtsgevolg. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend en de staatssecretaris had de geboortedatum van eiser aangepast op basis van registratie in Griekenland. Eiser voerde aan dat deze wijziging rechtsgevolgen met zich meebracht, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat de kennisgeving enkel aangeeft dat eiser als meerderjarig wordt beschouwd in de behandeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af. De uitspraak is gedaan op 1 juli 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1750

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Bell),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 19 december 2023 (het bestreden besluit), waarmee de staatssecretaris het bezwaar tegen de kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Overwegingen

4. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. Eerder heeft de rechtbank eiser voorlopig vrijgesteld van het betalen van griffierecht. Met het door eiser overgelegde ingevulde en ondertekende formulier heeft hij aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
5. Eiser heeft op 8 juli 2023 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Hij heeft daarbij opgegeven dat hij is geboren op [datum 1] 2005. Uit onderzoek is echter naar voren gekomen dat eiser in Griekenland geregistreerd staat met geboortedatum [datum 2] 2005. Dit heeft ertoe geleid dat de ook staatssecretaris deze laatstgenoemde datum aanhoudt bij de behandeling van eisers asielaanvraag. De staatssecretaris heeft eiser vervolgens bericht over deze wijziging van eisers geregistreerde identiteit.
6. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de kennisgeving gewijzigde identiteitsgegevens. De staatssecretaris heeft dit bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat volgens hem tegen de aanpassing van de leeftijd geen bezwaar mogelijk is.
7. In zijn gronden van beroep voert eiser aan dat de aanpassing van zijn leeftijd een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wijziging roept immers rechtsgevolgen in het leven, bijvoorbeeld met betrekking tot de mogelijkheden van nareis. Hij verwijst ter onderbouwing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 25 juli 2023. [2]
8. De rechtbank oordeelt als volgt.
9. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de kennisgeving van gewijzigde identiteitsgegevens geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De kennisgeving is namelijk niet zelfstandig gericht op enig rechtsgevolg, maar houdt slechts in dat eiser bij de behandeling van zijn asielaanvraag als meerderjarig wordt beschouwd. Zoals verweerder heeft overwogen, kan de vraag of dat al dan niet terecht is aan de orde komen in het kader van eventuele rechtsmiddelen tegen de beslissing op de aanvraag.
10. De kennisgeving is als zodanig evenmin aan te merken als een feitelijke handelen jegens de vreemdeling, zoals bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De mogelijke feitelijke gevolgen waar eiser mee te maken kan krijgen in afwachting van de beslissing op zijn aanvraag, zoals het beëindigen opvang op een locatie voor minderjarigen, zijn dat mogelijk wel. Deze zijn in dat geval vatbaar voor bezwaar en beroep. [3] Ook dan kan de wijziging van de leeftijdsgegevens aan de orde kan worden gesteld.
11. De rechtbank volgt niet de aangehaalde uitspraak van de zittingsplaats Arnhem. Met name volgt de rechtbank niet dat een wijziging van mogelijke rechten en verplichtingen die pas aan de orde is nadat is beslist op de asielaanvraag, zoals bijvoorbeeld het recht op nareis, in dit verband van betekenis kan zijn.
12. Het bezwaar is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 juli 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt deze mogelijkheid.
3.Zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 15 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2011.