Deze uitspraak betreft een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris na een eerdere uitspraak van de rechtbank Haarlem op 13 maart 2023, waarin werd bepaald dat er binnen zes weken een beslissing moest worden genomen, geen nieuw besluit heeft genomen. Eiser heeft de Staatssecretaris op 25 oktober 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is.
De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Aangezien de Staatssecretaris niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd, is het beroep gegrond verklaard. De rechtbank legt de Staatssecretaris een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens wordt er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50.
De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 5 februari 2024. De rechtbank heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot het nemen van een besluit binnen de gestelde termijn en het betalen van de dwangsom en proceskosten aan eiser.