ECLI:NL:RBDHA:2024:10127

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
2 juli 2024
Zaaknummer
NL24.24692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van asielzoekers en schadevergoeding na opheffing van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 juli 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van twee asielzoekers, eiseressen 1 en 2, die in beroep gingen tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 14 juni 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseressen stelden dat de maatregel onrechtmatig was en vroegen om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft de maatregel op 18 juni 2024 opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of er recht op schadevergoeding bestond. De rechtbank oordeelde dat de bewaring op het moment van opheffing niet onrechtmatig was geweest, en dat de gronden voor de maatregel voldoende waren gemotiveerd. Eiseressen voerden aan dat de machtiging tot binnentreden onrechtmatig was en dat er buitenproportioneel was gehandeld, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. Ook het verzoek om een lichter middel werd afgewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende rekening had gehouden met de minderjarigheid van eiseres 2. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.24692 en NL24.24694

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres 1], v-nummer: [nummer 1], eiseres 1

[eiseres 2], v-nummer: [nummer 2], eiseres 2
samen: eiseressen
(gemachtigde: mr. H. Drenth),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Procesverloop

Met het bestreden besluit van 14 juni 2024 heeft de staatssecretaris aan eiseressen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft op 18 juni 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseressen en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiseressen schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiseressen een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Machtiging tot binnentreden
2. Eiseressen voeren aan dat de machtiging tot binnentreden in een woning onrechtmatig is, omdat hierin onvoldoende is gemotiveerd waarom de machtiging dringend noodzakelijk was. De machtiging kon dus niet gebruikt worden voor de staandehouding. Daarnaast voeren eiseressen aan dat het buitenproportioneel is dat er meerdere politieambtenaren aanwezig waren bij het binnentreden en de staandehouding.
2.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De machtiging voldoet namelijk aan de voorwaarden zoals vermeldt in artikel 6 van de Algemene Wet op het binnentreden (Awbi). De machtiging vermeldt namelijk wie de machtiging heeft afgegeven, aan wie de machtiging is gegeven en bevat een dagtekening. Daarnaast vermeldt de machtiging de wettelijke grondslag en het doel waartoe wordt binnengetreden. Dit is door eiseressen niet betwist. De door eiseressen aangehaalde passage met betrekking tot de dringende noodzakelijkheid ziet niet op de bevoegdheid tot binnentreden. De machtiging bepaalt namelijk dat bij dringende noodzakelijkheid ook bij afwezigheid van de bewoner(s) in de woning kan worden binnengetreden en dat degene die gemachtigd zijn zonder toestemming van de bewoner de woning binnen te treden, zich kan laten vergezellen door anderen. De motivering voor de dringende noodzakelijkheid ziet dus niet op de bevoegdheid zelf, maar op deze twee aspecten die zich voor kunnen doen tijdens het binnentreden. De machtiging is dus rechtsgeldig.
2.2.
Het betoog van eiseressen dat er buitenproportioneel zou zijn gehandeld bij het binnentreden, volgt de rechtbank ook niet. In het proces-verbaal van 14 juni 2024 staat beschreven hoe de binnentreding is verlopen. Hieruit blijkt niet dat buitenproportioneel is gehandeld. De verbalisanten hebben namelijk aangeklopt op de deur van eiseressen, waarna zij gewacht hebben tot de deur open werd gedaan. Hierna hebben zij de identiteit van eiseressen bevestigd en zichzelf gelegitimeerd. Ook hebben de verbalisanten uitgelegd wat de reden van hun komst was. Dat eiseressen de gebruikte bewoordingen bij het aankloppen, namelijk ‘Politie, opendoen’ als mogelijk bedreigend hebben ervaren, maakt nog niet dat er buitenproportioneel is gehandeld.
Voorkeursadvocaat
3. Eiseressen voeren verder aan dat hun voorkeursadvocaat de piketmelding had moeten ontvangen zodat deze advocaat hen had kunnen bijstaand. De voorkeursadvocaat kent namelijk het dossier van eiseressen, omdat deze advocaat hen heeft bijgestaan bij de Dublinprocedure, en kan daarom hun belangen beter behartigen.
3.1.
Uit het proces-verbaal van gehoor van 14 juni 2024 blijkt dat de staatssecretaris geprobeerd heeft contact op te nemen met de voorkeursadvocaat. Hij kreeg echter geen gehoor. Vervolgens is er een piketmelding uitgegaan. Deze is geaccepteerd door de gemachtigde van eiseressen. De gemachtigde van eiseressen heeft ook deelgenomen aan het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling.
3.2.
De beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank volgt eiseressen niet in hun betoog dat de piketmelding uit had moeten gaan naar de voorkeursadvocaat. Er is namelijk contact opgenomen met de voorkeursadvocaat maar doordat de staatssecretaris geen gehoor kreeg, heeft hij een piketmelding verzonden. Dit is in lijn met het beleid zoals neergelegd in de paragraaf A5/6.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). De staatssecretaris heeft er daarnaast terecht op gewezen dat eiseressen rechtsbijstand hebben gekregen van hun gemachtigde. Het betoog van eiseressen dat zij betere rechtsbijstand hadden kunnen krijgen door hun voorkeursadvocaat vanwege de voorkennis van deze advocaat, doet niet af aan het feit dat zij rechtsbijstand hebben gekregen.
Gronden van de maatregel
4. In de maatregelen van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig was, omdat een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestond dat eiseressen zich aan het toezicht zouden onttrekken. De staatssecretaris heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), als zware gronden vermeld dat eiseressen:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van haar asielverzoek;
en als lichte gronden vermeld dat eiseressen:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4.1.
Eiseressen voeren aan dat zware gronden 3a en 3k feitelijk onjuist zijn. Daarnaast is zware grond 3b, volgens eiseressen, onvoldoende zwaarwegend. Ook de lichte gronden zijn onvoldoende zwaarwegend omdat deze van toepassing zijn op alle asielzoekers. Verder voeren eiseressen aan dat in de maatregel van eiseres 2 enkel wordt verwezen naar de maatregel van eiseres 1 waardoor deze maatregel onvoldoende gemotiveerd is.
4.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Wat eiseressen hebben aangevoerd geeft geen aanleiding de gronden van de maatregel van bewaring onvoldoende te achten. De reden hiervoor is dat zware gronden 3b en 3k feitelijk juist zijn. Eiseressen betwisten niet de feitelijke juistheid van zware grond 3b. Dat eiseres 1 angstig was om zich, nadat zij Nederland is binnengekomen, te melden bij de autoriteiten maakt niet dat deze grond feitelijk onjuist is. Ook zware grond 3k is feitelijk juist. Eiseressen hebben namelijk op 2 april 2024 een overdrachtsbesluit ontvangen en hebben geen medewerking verleend aan de overdracht. Hierbij heeft de staatssecretaris mogen verwijzen naar de verklaringen van eiseres 1 in het aanmeldgehoor en het vertrekgesprek van 22 april 2024. Hierbij heeft eiseres 1 aangegeven niet mee te willen werken aan de overdracht. Dat aan deze verklaringen volgens eiseressen geen waarde kan worden gehecht omdat gebruik is gemaakt van een tolk Pigdin Engels in plaats van Igbo volgt de rechtbank niet. Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een vreemdeling namelijk gehoord in een taal waaraan hij de voorkeur geeft, tenzij er een andere taal kan worden gebruikt die hij begrijpt en waarin hij helder kan communiceren. Volgens paragraaf C1/2.11. van de Vc 2000 hanteert de staatssecretaris hierbij het uitgangspunt dat de vreemdeling wordt gehoord in een taal waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij die kan verstaan. In dit geval blijkt uit de rapporten dat eiseres 1 de tolk heeft kunnen verstaan. Hier is namelijk expliciet naar gevraagd. Dat eiseres 1 wellicht beter Igbo dan Pidgin Engels spreekt, maakt dit, gelet op de Vc 2000, niet anders. Wat eiseressen in het kader van zware grond 3a en de lichte gronden hebben aangevoerd, zal de rechtbank niet verder bespreken. Zware gronden 3b en 3k zijn namelijk voldoende om de maatregel te kunnen dragen.
4.3.
Het betoog van eiseressen dat de maatregel van eiseres 2 onvoldoende is gemotiveerd, volgt de rechtbank niet. In de maatregel wordt namelijk verwezen naar de maatregel van eiseres 1 waarin de gronden van de maatregel zijn gemotiveerd. Ook heeft de staatssecretaris in de maatregel van eiseres 2 een verzwaarde motivering gegeven omdat eiseres 2 minderjarig is. De maatregel van eiseres 1 wordt geacht bekend te zijn bij eiseres 2, zij zijn namelijk moeder en dochter. Daarnaast hebben eiseressen dezelfde gemachtigde.
Lichter middel
5. Eiseressen voeren aan dat aan hen een lichter middel opgelegd had moeten worden. Er zijn namelijk onvoldoende gronden die feitelijk juist zijn en daarnaast zijn de gronden onvoldoende zwaarwegend. Eiseressen hebben altijd meegewerkt en de staatssecretaris heeft na de ongegronde uitspraak van 10 mei 2024 op het beroep van eiseressen niets gedaan om een overdracht mogelijk te maken. Daarnaast had de staatssecretaris er rekening mee moeten houden dat eiseres 2 minderjarig is en naar school gaat.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft in de maatregel voldoende gemotiveerd waarom geen lichter middel kan worden toegepast. Hierbij heeft de staatssecretaris gewezen op de gronden van de maatregel, waaruit het risico op onttrekking blijkt. Daarnaast heeft de staatssecretaris, zoals is overwogen onder 4.2, hierbij de eerdere verklaringen van eiseres 1 waarin zij verklaart niet mee te willen werken aan overdracht, mogen betrekken. Ook heeft de staatssecretaris hierbij mogen betrekken dat eiseres 1 zich pas drie maanden na aankomst in Nederland gemeld heeft bij de autoriteiten om een asielaanvraag in te dienen. Verder heeft de staatssecretaris niet hoeven motiveren waarom eiseressen niet in aanmerking komen voor een meldplicht. [1] Ook maakt het feit dat eiseressen na 10 mei 2024 niet zijn uitgenodigd voor een gesprek niet dat een lichter middel opgelegd had moeten worden, er bestaat namelijk geen inspanningsverplichting. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de bewaring heel kort, namelijk vier dagen, heeft geduurd omdat de overdrachtsdatum al bekend was.
5.2.
De staatssecretaris heeft ook voldoende rekening gehouden met de minderjarigheid van eiseres 2. Hiertoe heeft de staatssecretaris een verzwaarde belangenafweging gemaakt waarbij hij de leeftijd van eiseres 2, haar medische achtergrond en de samenstelling van het gezin heeft meegewogen. Daarnaast hebben moeder en dochter op de GGV in Zeist verbleven in het belang van eiseres 2 en heeft de bewaring erg kort geduurd.
Ambtshalve toetsing
6. Los van de door eiseressen aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiseressen verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie ABRvS, 28 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2162.
2.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS, 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.