ECLI:NL:RBDHA:2024:10100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2024
Publicatiedatum
1 juli 2024
Zaaknummer
NL24.24072
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in asielprocedure

Op 1 juli 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een asielzoeker, eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd op 12 april 2024. De maatregel was gebaseerd op artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die op 8 mei 2024 als kennelijk ongegrond was afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000, zij het beroep gegrond kan verklaren en de maatregel kan opheffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel tot het sluiten van het onderzoek in de eerdere zaak rechtmatig was. De toetsing richtte zich op de rechtmatigheid van de maatregel sinds 26 april 2024. Eiser stelde dat hij de maatregel onrechtmatig vond omdat hij beroep had ingesteld en een voorlopige voorziening had verzocht. De rechtbank oordeelt dat eiser de beslissing op de voorlopige voorziening in Nederland mag afwachten, maar dat dit niet betekent dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende redenen heeft gegeven om aan te nemen dat eiser zijn asielaanvraag heeft ingediend om zijn vertrek te vertragen. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, en is openbaar gemaakt op 3 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24072

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. D.P.J. Cain),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 12 april 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
De rechtbank heeft de maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 3 mei 2024. [1]
Op 8 mei 2024 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. In deze beslissing heeft de staatssecretaris de inbewaringstelling verlengd op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw 2000. De maatregel van bewaring duurt sindsdien voort op grond van artikel 59b, eerste lid, onder c, van de Vw 2000.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Overwegingen

Toetsingskader
1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. Uit de uitspraak van 3 mei 2024 volgt dat de maatregel tot het moment van sluiten van het onderzoek in die zaak, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van sluiten van dat onderzoek, op 26 april 2024, rechtmatig is.
Procedure asielbesluit in vrijheid afwachten
3. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is omdat hij beroep heeft ingesteld en verzocht heeft om een voorlopige voorziening tegen de beslissing op zijn opvolgende asielaanvraag. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 december 2019 [2] volgt, volgens eiser, dat hij de beslissing op het beroep en de voorlopige voorziening in Nederland en in vrijheid mag afwachten.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank volgt eiser in zoverre dat hij de beslissing op de voorlopige voorziening in Nederland mag afwachten. Maar dit heeft niet tot gevolg dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Eiser zit namelijk in bewaring op grond van artikel 59b van de Vw 2000. Op grond van dit artikel kunnen asielzoekers die vanwege hun procedure rechtmatig verblijf hebben, in bewaring worden gesteld en omdat zij rechtmatig verblijf hebben, zullen zij niet uitgezet worden. Eiser mag dus de beslissing op zijn verzoek om een voorlopige voorziening in Nederland afwachten. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat hij deze beslissing in vrijheid mag afwachten. Dit volgt namelijk niet uit de uitspraak van de Afdeling. Eiser heeft ook niet op andere wijze onderbouwd waaruit blijkt dat hij deze beslissing in vrijheid mag afwachten.
Artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000
4. Eiser voert aan dat hij een kansrijke asielaanvraag heeft ingediend. Hij heeft zijn aanvraag dus niet louter ingediend om zijn vertrek te vertragen. Hierdoor dient de belangenafweging in zijn voordeel uit te vallen.
4.1.
De rechtbank vat dit betoog zo op dat eiser de grondslag op grond waarvan de maatregel voortduurt, artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, betwist.
4.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft in de maatregel van bewaring gemotiveerd dat op redelijke gronden kan worden aangenomen dat eiser zijn asielaanvraag louter heeft ingediend om zijn vertrek uit te stellen. Hierbij heeft de staatssecretaris de termijn waarbinnen eiser zijn aanvraag kenbaar heeft gemaakt meegewogen. Hierbij heeft de staatssecretaris terecht gesteld dat eiser in 2021 een asielaanvraag heeft doorlopen welke niet geleid heeft tot een asielvergunning en vervolgens nu pas, wanneer hij in bewaring zit, een nieuwe aanvraag heeft gedaan. Het betoog van eiser dat hij een kansrijke asielaanvraag heeft gedaan, doet aan dit oordeel niet af. De rechtbank treedt namelijk niet in de vraag of de asielaanvraag van eiser kansrijk is of niet. Het is niet aan de bewaringsrechter om hier een oordeel over te geven.
Ambtshalve toetsing
5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de
staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan
de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag, zp. Arnhem, 3 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6732.
2.ABRvS 19 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4358.
3.Vergelijk de uitspraak van de ABRvS, 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.