In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een activiste voor vrouwenrechten uit Afghanistan, tegen de afwijzing van haar verzoek tot overbrenging naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de minister van Buitenlandse Zaken, het verzoek op 15 november 2021 heeft afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de afwijzing geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na een nieuw besluit op 27 oktober 2022, waarin de bezwaren van eiseres ongegrond werden verklaard, heeft eiseres beroep ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder een te beperkte interpretatie heeft gehanteerd van de motie Belhaj, die betrekking heeft op evacuaties vanuit Afghanistan. Eiseres stelt dat zij onder de motie valt, maar de rechtbank concludeert dat zij niet binnen de reikwijdte van de in de Kamerbrief omschreven groepen valt. De rechtbank benadrukt dat de motie Belhaj gekoppeld was aan de acute evacuatiefase, die op 26 augustus 2021 is beëindigd, en dat er alleen uitzonderingen zijn gemaakt voor personen die al waren opgeroepen voor evacuatie.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden, omdat verweerder op basis van de beschikbare informatie tot het oordeel kon komen dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor overbrenging. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep kennelijk ongegrond verklaard, wat betekent dat verweerder niet verplicht is om eiseres over te brengen naar Nederland. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres, omdat het beroep terecht was ingesteld. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, en is openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.