In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een activiste voor vrouwenrechten uit Afghanistan, tegen de afwijzing van haar verzoek om overbrenging naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, de minister van Buitenlandse Zaken, het verzoek op 15 november 2021 heeft afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 8 februari 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Na een nieuw besluit op 12 oktober 2022, waarin de bezwaren ongegrond werden verklaard, heeft eiseres beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Eiseres stelt dat verweerder een te beperkte interpretatie heeft gegeven aan de motie Belhaj, die bedoeld was om bepaalde groepen te evacueren uit Afghanistan. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres niet onder de in de Kamerbrief omschreven groepen valt en dat de hoorplicht in de bezwaarfase niet is geschonden. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat verweerder niet verplicht is om eiseres over te brengen naar Nederland. Tevens wordt een proceskostenvergoeding toegekend aan eiseres, omdat het beroep terecht is ingesteld. De rechtbank heeft de zaken als samenhangend aangemerkt en de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 262,50 per zaak.