In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had de aanvraag op 3 mei 2024 niet in behandeling genomen, omdat Litouwen volgens hem verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 28 mei 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de persoonlijke omstandigheden van eiseres, waaronder een detentie van meer dan twee jaar in Litouwen, niet relevant zijn voor de beoordeling van haar asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris in zijn besluit ten onrechte heeft aangenomen dat er geen aanwijzingen zijn dat Litouwen zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank benadrukt dat de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals haar ervaringen tijdens de detentie, wel degelijk van belang zijn voor de beoordeling van artikel 17 van de Dublinverordening, dat de staatssecretaris de mogelijkheid biedt om asielaanvragen onverplicht aan zich te trekken in geval van bijzondere, individuele omstandigheden.
De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en bepaalt dat deze een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 juni 2024.