In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning met het doel 'familie en gezin' beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 2 augustus 2022 afgewezen, en deze afwijzing is bevestigd in het besluit van 26 januari 2024. Eiser, die in Nederland verblijft, heeft een aanvraag ingediend om vrijstelling van het mvv-vereiste, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van beschermenswaardig familieleven. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. De staatssecretaris heeft terecht geoordeeld dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met zijn oom, die als referent fungeert. Eiser heeft ook aangevoerd dat het vasthouden aan het mvv-vereiste onredelijk is, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van onevenredige hardheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris.