ECLI:NL:RBDHA:2024:10010
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid bestuursrechter bij vaststelling rechterlijke dwangsom in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser, van Guinese nationaliteit, op 15 februari 2022 een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 8 februari 2024 ingewilligd, maar eiser ging in beroep omdat de ingangsdatum onjuist was vastgesteld. Eiser stelde dat de ingangsdatum de datum van zijn eerste asielaanvraag, 18 maart 2015, moest zijn. Na een aanvullende beschikking op 19 juni 2024, waarin de ingangsdatum werd aangepast, handhaafde eiser zijn beroep en voegde hij aanvullende gronden toe. De rechtbank behandelde de zaak op 26 juni 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank oordeelde dat de bestuursrechter onbevoegd is om te oordelen over de hoogte van de rechterlijke dwangsom, omdat deze kwestie niet onder het publiekrecht valt. De rechtbank verwees naar artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de relevante rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde dat eiser zich tot de civiele rechter moet wenden voor geschillen over de hoogte van de dwangsom. De bestuursrechter verklaarde zich onbevoegd en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.