ECLI:NL:RBDHA:2023:9919
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige wegens onvoldoende onderbouwing
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Turkse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd met de beperking 'arbeid als zelfstandige'. De aanvraag werd afgewezen op 12 mei 2022, omdat de eiser niet voldeed aan de documentatievereisten. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 18 januari 2023 ongegrond verklaard, waarna de eiser beroep instelde bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 14 juni 2023 de zaak behandeld. De eiser voerde aan dat de staatssecretaris buiten zijn bevoegdheid was getreden door de stukken inhoudelijk te toetsen, en dat de afwijzing onterecht was omdat hij in het buitenland verblijft en zich daarom niet kan inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK). De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet voldoende was onderbouwd. De eiser had geen KvK-inschrijving overgelegd en zijn ondernemingsplan voldeed niet aan de vereisten, zoals een markt- en concurrentieanalyse.
De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij voldeed aan de eisen voor een levensvatbare onderneming met een wezenlijk Nederlands belang. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen zonder advies van de Minister van Economische Zaken en Klimaat aan te vragen. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.