ECLI:NL:RBDHA:2023:9919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige wegens onvoldoende onderbouwing

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Turkse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd met de beperking 'arbeid als zelfstandige'. De aanvraag werd afgewezen op 12 mei 2022, omdat de eiser niet voldeed aan de documentatievereisten. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 18 januari 2023 ongegrond verklaard, waarna de eiser beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 14 juni 2023 de zaak behandeld. De eiser voerde aan dat de staatssecretaris buiten zijn bevoegdheid was getreden door de stukken inhoudelijk te toetsen, en dat de afwijzing onterecht was omdat hij in het buitenland verblijft en zich daarom niet kan inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK). De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet voldoende was onderbouwd. De eiser had geen KvK-inschrijving overgelegd en zijn ondernemingsplan voldeed niet aan de vereisten, zoals een markt- en concurrentieanalyse.

De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij voldeed aan de eisen voor een levensvatbare onderneming met een wezenlijk Nederlands belang. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen zonder advies van de Minister van Economische Zaken en Klimaat aan te vragen. Uiteindelijk werd het beroep van de eiser ongegrond verklaard en werd er geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4831

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Z. Abachi).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ afgewezen.
Bij besluit van 18 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde..

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser heeft de Turkse nationaliteit. Eiser heeft een verblijfsvergunning regulier voor een bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’ voor de onderneming ‘ [bedrijfsnaam] ’ aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser zijn aanvraag niet met de vereiste stukken heeft onderbouwd (niet heeft voldaan aan het documentatievereiste) [1] . Daarom kon geen advies aan de Minister van Economische Zaken [2] en Klimaat worden gevraagd over de vraag of eiser met zijn arbeid een wezenlijk Nederlands belang dient. Allereerst staat eiser niet ingeschreven in de KvK [3] . Verder heeft eiser zijn vakinhoudelijke expertise onvoldoende onderbouwd met stukken. Ook bevat het ondernemingsplan geen gedegen markt- en concurrentieanalyse. Tot slot zijn er geen exploitatiegegevens en onderbouwde stukken over meerdere jaren voorafgaand aan de toetreding tot de onderneming overgelegd.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert allereerst aan dat verweerder buiten zijn bevoegdheid is getreden door de verstrekte stukken zelf inhoudelijk te toetsen, terwijl deze bevoegdheid is voorbehouden aan de Minister van EZK. Verder hecht verweerder ten onrechte te veel waarde aan het KvK-uittreksel. Eiser verblijft immers in het buitenland en kan zich daarom moeilijk inschrijven. Tot slot is het ondernemingsplan wel volledig met stukken onderbouwd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Inhoudelijke toets door verweerder?
4. De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat verweerder buiten zijn bevoegdheid is getreden door de vereiste stukken zelf inhoudelijk te beoordelen. Verweerder heeft beoordeeld of de aanvraag van eiser voldoet aan het documentatievereiste. Deze beoordeling gaat over de vraag of de aanvraag voldoende is onderbouwd en houdt geen inhoudelijke toetsing in aan het criterium ‘wezenlijk Nederlands belang’. Voor de beoordeling of de aanvraag met de gevraagde stukken is onderbouwd, is geen specifieke deskundigheid vereist.
KvK- inschrijving
5. Eiser heeft een aanvraag gedaan voor een verblijfsvergunning die verband houdt met het verrichten van arbeid als zelfstandige. Dit betekent dat het aan eiser is om deze aanvraag met de nodige stukken te onderbouwen en aannemelijk te maken dat hij aan het vereiste van een levensvatbare onderneming met een wezenlijk Nederlands belang voldoet. Uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [4] volgt dat verweerder van eiser mag verwachten dat hij zijn aanvraag onderbouwt volgens de vereisten die in het beleid [5] zijn gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan eiser mogen tegenwerpen dat hij niet een KvK-inschrijving heeft overgelegd. Dat eiser in het buitenland woont, maakt het bovenstaande niet anders.
Ter zitting heeft verweerder verwezen naar een uitspraak [6] waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij is ingeschreven bij de KvK en dat verweerder daarom op goede gronden heeft geconcludeerd dat er niet aan de vereisten is voldaan. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij bezwaar heeft dat verweerder pas verweer voert ter zitting. Daardoor is hij niet bekend met de inhoud van de uitspraak en kan hij daar niet op reageren. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak waarnaar verweerder heeft verwezen geen nieuwe informatie betreft. Uit oudere jurisprudentie [7] blijkt immers dat een KvK inschrijving een vereiste is. Bovendien blijkt dit standpunt van verweerder ook al uit het bestreden besluit.
Het ondernemingsplan
6. De rechtbank stelt voorop dat uit de uitspraken [8] van de hoogste bestuursrechter volgt dat de staatssecretaris mag verlangen dat de vreemdeling de vereiste stukken overlegt, zoals een ondernemingsplan met een markt- en concurrentieanalyse toegespitst op de eigen dienst, voor zover hij daarover de beschikking kan krijgen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het ondernemingsplan van eiser geen op de eigen dienst toegespitste markt- en concurrentieanalyse bevat en eiser ook overigens onvoldoende stukken heeft overgelegd. In het ondernemingsplan heeft eiser enkel een algemene weergave van de markt en doelgroep in heel Nederland gegeven. Daarnaast blijkt uit de marktanalyse ook niet welke positie de onderneming in de markt zal innemen. Ten aanzien van de concurrentieanalyse heeft eiser het onderscheidend vermogen niet nader toegelicht en ook niet met stukken onderbouwd.
Eiser heeft met zijn kale stelling dat het ondernemingsplan wel volledig is, voorgenoemde specificering van verweerder onvoldoende weersproken.
6.2.
Verder heeft eiser niet alsnog alle ontbrekende stukken over drie jaar voorafgaand aan de toetreding van eiser tot de onderneming ter onderbouwing van het ondernemingsplan overgelegd. Zo ontbreken bijvoorbeeld nog BTW beschikkingen, afschriften van de zakelijke bankrekening, overeenkomsten van opdracht met leveranciers en arbeidsovereenkomsten.
6.3.
Ten aanzien van de vergissing dat er vanaf de stardatum van de onderneming stukken dienen te worden overgelegd, overweegt de rechtbank dat dit blijkens het bestreden besluit duidelijk een klein onderdeel is van het besluit. De overige punten blijven overeind. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Vakinhoudelijke expertise
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder tenslotte terecht het standpunt ingenomen dat eiser zijn vakinhoudelijke expertise onvoldoende met objectief verifieerbare bewijstukken heeft onderbouwd. Eiser heeft immers geen enkel (gewaardeerd) diploma, arbeidsovereenkomst/referentie van eerdere dienstbetrekkingen of iets anders van vergelijkbare strekking overgelegd.
8. Gelet op al hetgeen hierboven is besproken heeft verweerder de aanvraag terecht afwezen zonder de Minister van EZK om advies te vragen over of met het arbeid van eiser een wezenlijk Nederlands belang is gediend.
Wat is de conclusie?
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Artikel 4:2, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 3.102, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Hierna: minister van EZK.
3.Kamer van Koophandel.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1326.
5.Zie paragraaf B6/4.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
6.Uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:7403.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de rechtbank Gelderland met zaaknummer AWB 14/4166 en rechtbank Den Haag met zaaknummer AWB 16/16306.
8.Zie de uitspraken van de van 23 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1326, en 21 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2047.