In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren op [geboortedag] 1974 met de Turkse nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had op 20 februari 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'arbeid als zelfstandige' bij Unsal Cooking. Deze aanvraag werd op 8 april 2020 door de staatssecretaris afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten, waaronder het ontbreken van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en inschrijving bij de Kamer van Koophandel (KvK). Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 18 juni 2020 ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. In de procedure heeft eiser aangevoerd dat hij wel aan de vereisten voldoet en dat inschrijving bij de KvK niet expliciet als vereiste in de aanvraag is vermeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid kon verlangen dat eiser de benodigde documenten overlegt, en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet is ingeschreven bij de KvK en dat zijn ondernemingsplan niet voldeed aan de eisen.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de overige beroepsgronden van eiser herhalingen zijn van eerder aangevoerde gronden in bezwaar, en dat deze niet hebben geleid tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.