ECLI:NL:RBDHA:2023:9916

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
NL22.17880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stellen van aanvraag verblijfsvergunning voor studie door niet erkende referent

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Amerikaanse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met het verblijfsdoel 'studie'. Echter, de staatssecretaris heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat deze niet was ingediend met tussenkomst van een erkend referent, zoals vereist volgens de geldende regelgeving. De eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 14 juni 2023 behandeld. De eiser was van mening dat de afwijzing van zijn aanvraag onzorgvuldig was, vooral omdat de onderwijsinstelling inmiddels een aanvraag had gedaan om als erkend referent te worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling had gesteld, aangezien de eiser niet binnen de gestelde termijn had gereageerd op de mogelijkheid om de aanvraag aan te vullen. De rechtbank benadrukte dat de regels omtrent het indienen van aanvragen strikt moeten worden nageleefd.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen connexiteit meer was. De uitspraak werd gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, in aanwezigheid van griffier mr. R.S. Ouertani. De beslissing is openbaar gemaakt en de eiser werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State, indien hij het niet eens was met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.17880 (beroep), NL22.1633 (voorlopige voorziening) en NL22.17881 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Z. Abachi).

Procesverloop

Bij besluit van 5 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor een bepaalde tijd van eiser met het verblijfsdoel ‘studie’ niet in behandeling genomen.
Hij heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening treffen.
Bij besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL22.17880). Ook heeft hij en voorlopige voorziening ingediend (NL22.17881). Het eerdere verzoek om een voorlopige voorziening is aangemerkt als ingediend hangende het beroep (NL22.1633). [1]
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser heeft de Amerikaanse nationaliteit. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het doel ‘studie’.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser buiten behandeling gesteld [2] , omdat de aanvraag niet is ingediend met tussenkomst van een erkend referent.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. De schoolinstelling heeft een aanvraag gedaan om als erkend onderwijsinstelling te worden aangemerkt. Verweerder heeft erop aangestuurd dat de onderwijsinstelling deze aanvraag intrekt, hetgeen zij heeft gedaan. Dit is onzorgvuldig. Verder is de afwijzing in strijd met artikel 8 van het EVRM [3] . Tot slot is de afwijzing in strijd met de belangen en rechten van het kind.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het buiten behandeling stellen van de aanvraag
4. De rechtbank overweegt dat verweerder de bevoegdheid heeft om een aanvraag buiten behandeling te stellen als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van het besluit. Verweerder moet de aanvrager dan wel eerst de gelegenheid geven om de aanvraag binnen een door hem gestelde termijn aan te vullen. [4]
4.1
Een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘studie’ moet door tussenkomst van een als referent erkende onderwijsinstelling worden ingediend. [5] De rechtbank stelt voorop dat verweerder er in zijn algemeenheid belang bij heeft dat aanvragen worden ingediend volgens de daarvoor geldende regels. Dat geldt eveneens voor de voorwaarde dat dit wordt gedaan door een erkend referent. [6] Verweerder heeft eiser bij brief van 16 december 2021 in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken alsnog een aanvraag in te dienen door tussenkomst van een als referent erkende onderwijsinstelling, maar van die gelegenheid heeft eiser geen gebruik gemaakt. Verweerder heeft de aanvraag daarna terecht buiten behandeling gesteld. Het feit dat er na ommekomst van die twee weken (na het primaire besluit) een aanvraag voor een erkend referentschap is ingediend, maakt het voorgaande niet anders. De beroepsgronden die gericht zijn tegen het proces rondom die aanvraag kunnen dan ook geen rol meer spelen; het peilmoment was immers al voorbij.
4.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd buiten behandeling kunnen stellen.
Artikel 8 van het EVRM
5. Voor zover eiser betoogd dat er sprake is van een schending van artikel 8 EVRM, overweegt de rechtbank dat uit jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [7] volgt dat bij een buitenbehandelingstelling een beroep op artikel 8 van het EVRM niet meer inhoudelijk wordt beoordeeld.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond
7. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit. [8]
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. R.S. Ouertani, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Verdrag voor de Rechten van de Mens.
4.Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb.
5.Zie artikel 3.99, eerste lid van het Vreemdelingenbesluit (hierna: Vb 2000) in samenhang met artikel 3.26, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen (hierna: VV).
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 8 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2398.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3456.
8.Op grond van artikel 8:81 van de Awb en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.