ECLI:NL:RBDHA:2023:9802

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14514
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het licht van pushbacks en opvang in Bulgarije

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 4 mei 2023 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, omdat de staatssecretaris geen nader onderzoek heeft gedaan naar de risico's van pushbacks en de opvangvoorzieningen voor Dublinclaimanten in Bulgarije.

De rechtbank stelt vast dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout in de asielprocedure vormen, die de drempel van zwaarwegendheid overschrijdt. Eiser heeft argumenten aangedragen dat Bulgarije niet kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gezien de rapporten over pushbacks en de slechte opvangomstandigheden. De staatssecretaris heeft niet overtuigend aangetoond dat de situatie voor Dublinclaimanten in Bulgarije veilig is. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris nader onderzoek moet doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije, voordat hij kan stellen dat er geen risico's zijn in strijd met het EU Handvest of het EVRM.

De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en geeft hem vier weken de tijd om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14514
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. B. Anik),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Ruijzendaal).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 mei 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser met zijn gemachtigde en de gemachtigde van de staatssecretaris. Als tolk is verschenen: J.A. Matti

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Het bestreden besluit is onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, omdat de staatssecretaris geen nader onderzoek heeft gedaan naar de het risico op pushbacks en de opvangvoorzieningen voor terugkerende Dublinclaimanten in Bulgarije. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Pushbacks
5. Eiser voert aan dat ten aanzien niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat er pushbacks plaatsvinden. Deze pushbacks zijn ook relevant voor Dublinclaimanten. Tegen eiser is ook gezegd dat hij naar Turkije moet terugkeren. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem van 2 maart 2023, een artikel uit de Volkskrant van 8 december 2022 en een artikel van BNN Vara van 8 december 2022. Eiser heeft daarbij ook opgemerkt dat er hoger beroepen lopen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) over Dublin-Bulgarije en heeft verzocht om de zaak aan te houden tot in deze zaken uitspraak is gedaan.
6. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat hij kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris verwijst allereerst naar de uitspraak van de Afdeling van 17 augustus 2017, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwens beginsel uitgegaan kan worden. De pushbacks zijn volgens de staatssecretaris geen aanleiding om hierover een ander standpunt in te nemen. Uit de rapporten blijkt namelijk niet concreet dat de pushbacks ook zien op terugkerende Dublinclaimanten. Uit paragraaf 2.7 van het AIDA-rapport van februari 2022 (update 2021) blijkt juist dat terugkerende asielzoekers onder de Dublinverordening geen problemen ondervinden bij het inreizen in Bulgarije. Ook de directe pushbacks (pushbacks vanaf het grondgebied) zijn volgens de staatssecretaris niet relevant voor Dublinclaimanten. Deze pushbacks vinden alleen plaats in het (land)grensgebied. Dit terwijl Dublinclaimanten gecontroleerd worden overgedragen, beschikken over een laissez-passer en zich niet vrij mogen bewegen over het grondgebied van Bulgarije. Hierdoor is de kans klein dat zij te maken krijgen met pushbacks in het grensgebied. Voor zover zij zich wel vrij kunnen bewegen op het grondgebied kunnen zij hun laissez-passer tonen die zij ten behoeve van de overdracht aan Bulgarije verstrekt hebben gekregen van de Bulgaarse autoriteiten. De staatssecretaris verwijst hierbij naar verschillende bronnen.
7. De rechtbank oordeelt dat de pushbacks in Bulgarije een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure, in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. De rechtbank verwijst naar rechtsoverwegingen 6 tot en met 6.2 van de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022 en neemt deze over. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van 13 juni 2022 geoordeeld dat uit de AIDA-rapporten blijkt dat de pushbacks in Bulgarije niet incidenteel, maar al geruime tijd en op grote schaal plaatsvinden. Uit het
4 Het rapport van het Bulgaarse Helsinki Comité “Annual report on border montitoring Bulgaria 2020” van 25 april 2021 (BHC border monitoring report), de mailwisseling van VluchtelingenWerk Nederland met het Center for Legal Aid Voice in Bulgaria, het rapport van de US Department of State “2020 Country Report on Human Rights Practices: Bulgaria” van 30 maart 2021, de folder van de UNHCR “Bulgaria, rights and obligations of asylum seekers” en de Bulgaarse “As ylum and Refugees Act”.
AIDA-rapport van 30 maart 2023 (update 2022) blijkt een verdere toename van het aantal pushback-incidenten, te weten 5.268 pushback-incidenten, waarbij 87.647 personen waren betrokken. Voormelde informatie heeft de staatssecretaris niet bestreden.
8. De rechtbank is van oordeel dat de fundamentele systeemfout in de asielprocedure van Bulgarije als gevolg van pushbacks ook relevant is voor terugkerende Dublinclaimanten. Zoals in bovengenoemde uitspraak al is geoordeeld, had de staatssecretaris nader onderzoek moeten doen naar het risico dat eiser loopt om door Bulgarije te worden uitgezet zonder behandeling van zijn asielverzoek, dan wel tijdens de behandeling daarvan. Gegeven de aard, de omvang en de duur van de in deze zaak spelende fundamentele systeemfout, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt, kan het ontbreken van informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije niet voor risico van eiser komen.
9. De rechtbank ziet in wat de staatssecretaris heeft aangevoerd geen aanleiding voor een ander oordeel. De verwijzing van de staatssecretaris naar paragraaf 2.7 van het AIDA- rapport van februari 2022 (update 2021), waarin staat vermeld dat terugkerende Dublinclaimanten geen obstakels tegenkomen “in accessing the territory of Bulgaria”, treft geen doel. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem heeft in de uitspraak van 2 maart 2023 opgemerkt dat in eerdere AIDA-rapporten stond dat zij geen obstakels tegenkomen “in accessing the asylum procedure in Bulgaria”. Dit is een wezenlijk verschil, waaruit op zijn minst valt af te leiden dat de toegang van terugkerende Dublinclaimanten tot de asielprocedure blijkbaar minder vanzelfsprekend is dan dat deze in het verleden was. Over terugkerende Dublinclaimanten is in dezelfde paragraaf opgemerkt dat onder hen zich een groep bevindt die als “irregular migrants” worden aangemerkt. Daarbij wordt het risico vermeld dat ze dakloos raken en in armoede vervallen vanwege hun onrechtmatige status. Deze passage staat ook in het AIDA-rapport van maart 2023 (update 2022). De formele regelingen waarop de staatssecretaris zich beroept om aan te geven dat ze geen of minder risico lopen op pushback of ander onheus gedrag van autoriteiten, zijn daarom naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer toepasselijk op deze groep.
De staatssecretaris heeft met de aanvullende stukken ook niet aannemelijk gemaakt dat de directe pushbacks niet relevant zijn voor terugkerende Dublinclaimanten. In het licht van wat eiser heeft aangevoerd en is besproken op zitting en gelet op de meest recente landeninformatie over Bulgarije bestaat onduidelijkheid ten aanzien van de opvang van (niet kwetsbare) Dublinclaimanten en daarmee of zij zich al dan niet vrij kunnen bewegen op het grondgebied van Bulgarije, of de pushbacks alleen in de grensregio plaatsvinden of ook daarbuiten en of het laten zien van een laissez-passer de Bulgaarse autoriteiten of politie ervan weerhoudt om Dublinclaimanten op te pakken en uit te zetten. Het ontbreken van voldoende informatie over de situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije kan niet voor risico van de vreemdeling komen.
10. Het is aan de staatssecretaris om nader onderzoek te doen naar de feitelijke situatie van Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat door overdracht van eiser aan Bulgarije geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM. Dat onderzoek heeft de staatssecretaris niet verricht. Daarom heeft de staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd
dat hij ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De beroepsgrond slaagt.
Opvangvoorzieningen
11. Eiser voert verder aan dat de omstandigheden in de opvang ondermaats zijn, asielzoekers in detentie worden geplaatst en niet worden voorgelicht over hun rechten en de asielprocedure. Dit heeft eiser zelf ervaren. Ook om die reden kan niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt beelden overgelegd van het kamp in Bulgarije waar hij heeft verbleven en verwezen naar een artikel uit de Volkskrant van 8 december 2022 en een artikel van BNN Vara van 8 december 2022. Hij is zelf ziek geworden vanwege de ondermaatse opvang. Het enkel accepteren van het claimverzoek biedt geen garanties dat Bulgarije de richtlijnen in acht zullen nemen.
12. De rechtbank overweegt ten aanzien van de opvangvoorzieningen als volgt.
Uit de AIDA-rapporten van februari 2022 (update 2021) en maart 2023 (update 2022) volgt dat de omstandigheden van de opvangvoorzieningen, in tegenstelling tot de situatie waar de uitspraak van de Afdeling van bijvoorbeeld 7 augustus 2017 op zag, niet zijn verbeterd, maar eerder verslechterd. Evenmin zijn er aanwijzingen dat acties worden ondernomen om de kwaliteit te verbeteren, zoals nog wel het geval was in de periode waar de uitspraak van de Afdeling op zag. Gelet hierop en de beroerde omstandigheden die eiser zelf heeft ervaren en waardoor hij ziek is geworden, bestaan er aanknopingspunten dat mogelijk sprake is van systeemfouten in de opvangvoorzieningen en kan de staatssecretaris zonder nader onderzoek ook op dit punt niet langer uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije.
13. De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en geen goede motivering bevat. Voor zover eiser nog overige beroepsgronden heeft aangevoerd, behoeven deze geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. De staatssecretaris dient immers zowel op het punt van de pushbacks, als op het punt van de opvang nader onderzoek te verrichten. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De staatssecretaris zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van de uitspraak van de Afdeling.
15. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
8 Zie ook de vergelijkbare uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 26 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:6503.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 4 mei 2023;
  • draagt de staatssecretaris op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.