ECLI:NL:RBDHA:2023:9763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14387
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Roma-echtpaar wegens onvoldoende bewijs van discriminatie en problemen met bankleningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eisers, een Roma-echtpaar uit Moldavië, een verblijfsvergunning voor asiel hebben aangevraagd. De eisers, die samen met hun twee minderjarige kinderen asiel hebben aangevraagd, stelden dat zij in Moldavië worden gediscrimineerd vanwege hun etniciteit en dat zij problemen ondervinden door afgesloten bankleningen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 12 mei 2023 afgewezen, omdat de rechtbank van mening was dat de gestelde discriminatie niet voldoende zwaarwegend was om asiel te rechtvaardigen.

Tijdens de zitting op 22 juni 2023 zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen. De rechtbank heeft overwogen dat de algemene situatie van Roma in Moldavië niet zodanig ernstig is dat het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. De rechtbank heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat de discriminatie van Roma in Moldavië niet leidt tot onoverkomelijke obstakels voor hun bestaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de discriminatie in hun persoonlijke geval zodanige ernstige beperkingen van hun bestaansmogelijkheden oplevert. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de problemen die eisers ondervinden met bankleningen niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.14387

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], eiserv-nummer: [naam 2], eiseresv-nummer:[nummer 1] te noemen: eisersmede namens hun twee minderjarige kinderen [naam 3], geboren op [geboortedatum 1], en [naam 4], geboren op [geboortedatum 2](gemachtigde: mr. D. de Heuvel),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D.J.G.M. Berben).

Procesverloop

Eisers hebben op 10 december 2022 afzonderlijk een asielaanvraag ingediend. Eiseres heeft aangegeven dat zij graag dezelfde beslissing wil als eiser. [1] In het besluit van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juni 2023 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen echtgenoten te zijn en de Moldavische nationaliteit te hebben. Eiser, geboren op [geboortedatum 3], en eiseres, geboren op [geboortedatum], zijn de ouders van de twee minderjarige kinderen. Eiser heeft aan zijn aanvraag ten grondslag gelegd dat eisers en hun twee minderjarige kinderen Roma zijn en als zodanig in Moldavië worden gediscrimineerd. Daarnaast hebben eisers problemen ervaren omdat zij bankleningen hebben afgesloten.
2. Het asielrelaas bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- discriminatie vanwege de etniciteit;
- problemen vanwege bankleningen.
Verweerder acht het eerste element geloofwaardig. Ten aanzien van de gestelde discriminatie volgt verweerder dat eisers enige moeilijkheden hebben ondervonden vanwege de Roma-etniciteit. De geloofwaardig bevonden discriminatie acht verweerder echter onvoldoende zwaarwegend om tot verlening van een verblijfsvergunning over te gaan. De gestelde problemen door de bankleningen acht verweerder niet geloofwaardig. Daartoe stelt verweerder zich – samengevat weergegeven – op het standpunt dat eisers dit element niet met documenten hebben onderbouwd, terwijl dit wel van hen mag worden verwacht. Bovendien hebben eisers de problemen evenmin met hun verklaringen aannemelijk gemaakt. De asielaanvragen zijn daarom afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw.
3. Eisers voeren aan dat verweerder de discriminatie van Roma in Moldavië ten onrechte onvoldoende zwaarwegend heeft geacht. Verweerder miskent dat de nog in Moldavië verblijvende dochter van eiser door discriminatie niet meer naar school gaat.
Eiser kon geen werk vinden, waardoor het onmogelijk was om te betalen voor medische behandelingen. Eiseres ontving een uitkering, maar deze was gering. Eisers hebben ter onderbouwing van de gestelde discriminatie op verschillende openbare bronnen gewezen. Ten aanzien van het derde element voeren zij aan dat verweerder bij de geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat eisers wellicht moeite kunnen hebben met het benoemen van data. Ook gaat verweerder eraan voorbij dat een asielrelaas geloofwaardig kan zijn zonder dat documenten zijn overgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Discriminatie vanwege etniciteit
4. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de algemene situatie van Roma in Moldavië niet zodanig ernstig is dat het voor hen onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. De rechtbank heeft bij uitspraken van 29 juni 2022 [2] en 2 mei 2023 [3] overwogen dat de vreemdelingen in die zaken niet aannemelijk hadden gemaakt dat de discriminatie dusdanig ernstige beperkingen van de bestaansmogelijkheid oplevert dat het voor Roma onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied in Moldavië te kunnen functioneren. De rechtbank ziet in de zaak van eisers geen aanleiding voor een ander oordeel. De door eisers aangehaalde passages van rapporten over Roma in Moldavië zijn in hoofdzaak al bij de bovengenoemde uitspraken betrokken. Verweerder heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat uit de overige informatie niet blijkt dat de situatie is verslechterd. [4]
5. Ook hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de discriminatie in hun persoonlijke geval zodanige ernstige beperkingen van hun bestaansmogelijkheden oplevert dat zij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kunnen functioneren. Het is niet gebleken dat zij vanwege hun etniciteit geen toegang hebben gehad tot voorzieningen zoals bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg. Dat eiser, naar gesteld, door discriminatie geen werk kon vinden waardoor hij niet voor medische behandelingen kan betalen doet hier niet aan af. Eiser heeft immers verklaard dat hij in Moldavië wel degelijk heeft gewerkt. Ook ontving eiseres een uitkering. Gesteld noch gebleken is dat eiseres een lagere uitkering ontving dan andere Moldaviërs. Verder blijkt uit de verklaring van eiser over zijn nog in Moldavië verblijvende dochter dat Roma weliswaar discriminatie ondervinden op het gebied van onderwijs, maar niet dat zij geen toegang tot onderwijs hebben.
6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de geloofwaardig bevonden discriminatie terecht onvoldoende zwaarwegend geacht.

Problemen vanwege bankleningen

7. Een asielrelaas kan onder omstandigheden geloofwaardig zijn zonder dat enige documenten zijn overgelegd. Verweerder heeft echter ook aan eisers tegengeworpen dat zij de gestelde problemen vanwege de bankleningen evenmin met hun verklaringen aannemelijk hebben gemaakt. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd tegengeworpen dat eiser heeft verklaard dat hij over verschillende documenten beschikt, maar dat deze documenten niet zijn ingebracht. Verweerder mag van eisers verwachte dat zij hun best doen om hun asielrelaas zo goed mogelijk met documenten en verklaringen te onderbouwen. Deze grond slaagt daarom niet.
8. Tot slot heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eisers geen duidelijkheid hebben verschaft over wanneer de schulden zijn aangegaan of wanneer de aanmaningsbrieven zijn ontvangen. Dat verweerder rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat eisers moeite zouden kunnen hebben met het verklaren van data volgt de rechtbank niet. Eisers hebben deze stelling niet nader onderbouwd. Dit betreft een herhaling van de zienswijze waar verweerder reeds in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op heeft gereageerd.
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eisers problemen hebben vanwege afgesloten bankleningen.
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 28 en 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Deze zittingsplaats, ECLI:NL:RBDHA:2022:6510.
3.Zittingsplaats Rotterdam, ECLI:NL:RBDHA:2023:6309.
4.United States Department of State, 20 maart 2023.