ECLI:NL:RBDHA:2023:9748
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitblijven besluit asielaanvraag
In deze zaak heeft eiseres op 19 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die zij op 24 september 2022 had ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiseres eindigde oorspronkelijk op 24 maart 2023, maar door de inwerkingtreding van de wijziging van de Vreemdelingencirculaire (WBV 2022/22) op 27 september 2022, is deze termijn verlengd met negen maanden. Hierdoor eindigt de beslistermijn voor eiseres pas op 24 december 2023.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. De rechtbank ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken. Aangezien de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling op 30 maart 2023 nog niet was verstreken, is de ingebrekestelling te vroeg ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.