ECLI:NL:RBDHA:2023:9742
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 29 juni 2023 uitspraak gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft op 25 mei 2022 een aanvraag ingediend, waarop verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, binnen 90 dagen had moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd naar zes maanden, waardoor de deadline op 25 november 2022 viel. Eiser heeft verweerder op 15 maart 2023 in gebreke gesteld en op 13 april 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. Eiser verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank legt verweerder een termijn van twintig weken op om alsnog een besluit bekend te maken, gezien de bijzondere omstandigheden van de aanvraag om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning.
Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 per dag verbeurt voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 418,50, evenals de vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht van € 184. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.