ECLI:NL:RBDHA:2023:9736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL23.9433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om vaststelling bestuurlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, ingediend op 9 september 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 2 mei 2023 de asielaanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft eiseres op 9 mei 2023 verzocht om te bevestigen of deze inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank concludeert dat het beroep wordt gehandhaafd.

De rechtbank oordeelt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit, met de inwilliging van de aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Eiseres heeft geen procesbelang meer, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarnaast heeft eiseres verzocht om de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen, maar de staatssecretaris heeft in het besluit van 2 mei 2023 geconcludeerd dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep tegen het besluit van 2 mei 2023 kennelijk ongegrond is.

De rechtbank overweegt verder dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor eiseres eindigde op 9 maart 2023, maar dat deze termijn is verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van WBV 2022/22. Hierdoor eindigt de beslistermijn pas op 9 december 2023. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is, wat betekent dat de ingebrekestelling van 14 maart 2023 te vroeg is ingediend. Gelet op deze omstandigheden bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De rechtbank verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag, niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 2 mei 2023 ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9433

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 9 september 2022.
Bij besluit van 2 mei 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres ingewilligd.
De rechtbank heeft bij brief van 9 mei 2023 aan eiseres verzocht om de rechtbank te informeren of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank leidt daaruit af dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiseres, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiseres gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb geen procesbelang meer heeft. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.
2. De rechtbank constateert dat het alsnog genomen besluit niet geheel aan het beroep van eiseres tegemoet komt, omdat eiseres de rechtbank heeft verzocht om de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen en verweerder in het besluit van 2 mei 2023 heeft geconcludeerd dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Het beroep heeft daarom, op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb, mede betrekking op het alsnog genomen besluit van 2 mei 2023.
3. De Tijdelijke wet [2] sluit uit dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 en 8:55c van de Awb worden toegepast op besluiten op asielaanvragen. Het gevolg hiervan is dat verweerder aan eiser geen bestuurlijke dwangsommen kan verbeuren. Dit leidt daarom niet tot een geslaagd beroep. Nu eiseres overigens geen gronden heeft ingediend tegen het besluit van 2 mei 2023 is het beroep tegen dit besluit kennelijk ongegrond.
4. Vervolgens moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder de reden voor het vervallen van het belang bij het beroep, grond is gelegen over te gaan tot een proceskostenveroordeling. Een dergelijke grond kan zijn gelegen in de omstandigheid dat het desbetreffende bestuursorgaan aan de betrokkene is tegemoetgekomen. Indien zich een dergelijke grond voordoet, is krachtens artikel 8:75 van de Awb een proceskostenveroordeling mogelijk.
5. Eiseres heeft haar aanvraag op 9 september 2022 ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiseres eindigen op 9 maart 2023. Verweerder heeft echter met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 [3] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 9 december 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraken van 21 maart 2023 [4] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake is van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [5] De verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 14 maart 2023 te vroeg is ingediend. Gelet op die omstandigheid bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag, niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 2 mei 2023, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.De Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
3.Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 september
5.Vreemdelingenwet 2000.