In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag van 20 oktober 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis bij haar referent, Esam Abdullah Mohammed Abdullah. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig was toegewezen en nu definitief is goedgekeurd, gezien haar financiële situatie.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft haar aanvraag op 20 oktober 2022 ingediend, en verweerder had uiterlijk op 18 april 2023 een besluit moeten nemen. Eiseres heeft verweerder op 21 april 2023 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 10 mei 2023 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiseres vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt.